Pagina:Stijl vol 04 nr 06.djvu/8

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Ik verafschuw het sandaalidealisme even sterk als de sentimenteele pose der kunstenaars, die voorgevend het scheppingsprincipe als waarheid erkend te hebben, slechts de positieve zijde van dit principe dienen. Door aan de naar ons toegekeerde verschijning van den natuur b. v. aan een bloempje hun ziel en zaligheid op te hangen, bewijzen zij dat de negatieve zijde hun totaal onbekend is. Zij dwalen. Maar evenzeer dwalen zij, die tusschen de polariteit hun acrobatische toeren verrichten en die uit het gemis van een nieuwe heroische wereldaanschouwing ieder oogenblik hetzij naar het positieve, hetzij naar het negatieve kunnen overhellen. Aan den tegenovergestelden kant van hen die zich vastklampen aan de positieve zijde van het scheppingsprinciep, staan de geestelijke en physische sadisten, die hun liefde vormen uit de abstracte of reeële vernietiging van het organisme, waartoe ze slechts dan hun recht toonen wanneer ze in een mechano-technischen, mechano-optischen of mechano-phonetischen vorm de levensdualiteit samenbinden.
Voor zoover de wetenschap het experimenteerend subject in haar proefnemingen betrok, droeg zij er toe bij de scheiding tusschen object en subject op te heffen. Hierdoor werden op eenmaal alle positieve stellingen tot karikatuur — het heelal een uitvinding van onszelve en van ieder op z’n eigen wijze — elke hypothese verkeerd en goed tegelijkertijd — ja en neen een en hetzelfde — recht en krom, lang en kort, licht en zwaar, hoog en laag, iets en niets, ernst en parodie aan elkaâr gelijk en gesynthetiseerd in Dada.
Dada de abstract-concrete messias der nieuwere tijden.
De vierdimensionale wereld van Minkowski is van gummi. Men kan haar uittrekken en indrukken zonder dat zij aan inhoud verliest of wint. De opheffing van onze betrekkelijkheid is alleen mogelijk door ontkenning van elke positieve waarde. Waarheid bestaat niet en wat wij voor haar aanzien is slechts het spook van onszelve, geboren uit de begrensde en begrenzende samenvatting van het denkend subject met de niet denkende,

86