Pagina:Stijl vol 04 nr 11.djvu/10

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

NACHT

Een zwarte aarde
waarboven en
rondom ’n
tuin
met diamanten bloemen
glom, —
Waar perken waren
dicht bestrooid
besprenkeld en
besproeid
met glinsterend zaad, —
een stille nacht
bewegingsloos en
zonder kleuren
waarin het wonder
der ontelbaarheid
onpijlbaarheid
in sterrenschrift
geschreven staat.

Zoo’n nacht is dit.

Een zichtbaar
stuk muziek
van zwart en wit, —
’n nacht waarin
de stilte
als 'n oceaan
dàn suist
dàn bruist
dàn zingt
of zoemt
gelijk ’n bij
die zweeft
voorbij
’t oor

Hoort! Hoort!

zoo’ n nacht is dit.

Een zwarte aarde.
’n Stille nacht.
’n Menschelijk brein.
’n Menschelijk hart.
’n Denkend brein.
Wit.
Zwart.
Wit.
Zwart.
Wit-Zwart.
Zwart-Wit.
Komen.
Vergaan.
Komen.
Vergaan.
Groot.
Klein.
Groot.
Klein.
Wat is dit?
Wat is dat?
Wat is hier?
Wat is daar?
Dag.
Nacht.
Dag.
Nacht.
Dag.
Nacht.
Een stille nacht
waarin op eens
’n slapend zwijn
geluiden
van gelijke lengte
en kleur
met diepen
diepen bas
uitstaat.

De aarde bromt.
De hemel zingt.
De aarde zwart.
De hemel wit.
De mensch in grauw

Zoo ’n nacht is dit.

(1915)

TREIN

Klètsen
Klètsen
Klìtsen
Klotsen
Klètsen
Klòtsen
Rood
Zwart
Groot
Hydra

Waterstroomen
Ruischen
Bruisen
Suizen
Waterval

Storten
Storten
Yzeren ballen
Vallen
Vallen
Yzeren platen
Yzeren bouten
Duizend bouten
door elkander
Rollen
Rollen
Botsen
Yzeren bouten
Vallen op
elkander.
Beuken
Bonken
Bonken
Beuken
Bonken
Beuken
Stompen
Stampen
Beuken
Bonken
Snuiven
Brommen
Grommen
Brommen
Schuren
Beuken
Bonken
Bonk
Bonk
Bonk
Bonk
Bonk
Bonk
Bonk

168