Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(204)

ten nu hunnen Godsdienst in eene Kamer aan het huis van hunnen Leeräar.

Ook te Deurne hebben de Hervormden hunne Kerk aan de Roomſchen moeten afſtaan, en 'er niets uit moogen weg neemen, dan het geen tot viering van het H. Avondmaal gebruikt wierd. Zij houden nu hunne Godsdienstöeffening op eene Gaanderij van het groot Kasteel, welke de Vrouw van Deurne hiertoe edelmoedig vergund heeft. [Het ware te wenſchen, dat alle Eigenaars van Kasteelen of andere ruime Gebouwen in de Majorij, (zoo veele 'er ten minſten aan Proteſtantſche Bezitters toebehooren) dit loflijk voorbeeld deezer edelmoedige Vrouwe, welker naam in de harten van alle, vooral Majorijſche, Proteſtanten te recht moet verééuwigd worden, maar volgden, en zich door geene vrees noch dreigementen, die hun misſchien zouden gedaan worden, hiervan lieten afſchrikken, om ten minſten, zoo lang mooglijk, eenen redelijkeren en menschlievender Godsdienst dan die der Roomſchen in de Majorij in ſtand te houden. – Mogt deeze wensch vervuld worden!! – ]. Ook moet de Predikant op deeze plaats uit zijne Pastorie, en in dezelve zullen nu de verdreevene Nonnen uit het Klooster Keizersbosch, gelegen in het Graafſchap Hoorn in Opper-Gelderland, hunne wooning neemen. Dit alles, zegt men, is geſchied op het aanhitzen van den Roomſchen Priester, [men kan deezen Snaak naauwkeuriger uit mijne Reizen leeren kennen]; hij is de eenigſte Priester in de Majorij,

die