Pagina:Vergif.djvu/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
112

Michal Mordtmann's vlug hoofd tobde niet lang over die hindernis. Hij knoopte zijn lange engelsche visitejas dicht en ging mevrouw Wenche bezoeken.

"Eindelijk!" riep zij toen hij binnenkwam.

"Pardon, mevrouw, ik had u zeker eerder moeten bezoeken om u te danken."

"Neen, dank u, mijn goede meneer Mordtmann, op dien toon spreken we niet langer. U hebt eens voor altijd het recht verloren om engelsch tegenover me te zijn. Wees zoo goed en neem plaats als oud vrijheidsman en eerlijk radikaal. Kunt u de andere vertoornde goden met uw afschuwelijke soda verzoenen, dat is mij wel. Maar hier zijt ge mijn man,—mijn landsman—en al uw correctheid is hier vergeefsche moeite—dat verzeker ik u!—volstrekt vergeefsche moeite tegenover mij."

"Ik kom, mevrouw"—maar hij kwam niet verder; want zoowel hij zelf als mevrouw Lövdahl moesten weer zoo lachen bij de herinnering aan hun laatste ontmoeting en om zijn mislukte poging om vormelijk te zijn, dat zij eindelijk elkaar maar hartelijk de hand schudden; en in één oogenblik ontstond er een vertrouwelijkheid tusschen hen zóó groot als anders een lang samenzijn nauwelijks zou hebben kunnen te weeg brengen.

"U waart Dinsdag zoo onbetaalbaar," zei mevrouw Wenche, terwijl zij haar naaiwerk opnam;