Pagina:Vergif.djvu/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
123

streng: "Ga naar huis, Lövdahl; ik zal bij je ouders komen."

Het was doodstil in de klasse toen Abraham zijn boeken opnam en heenging. De verbittering die, terwijl de adjunct Marius pijnigde, tot het kookpunt in hem gestegen was, sloeg zoo wonderlijk gauw neer; en toen hij alleen naar buiten ging op het schoolplein,—het was midden in het uur—begon hij te bedenken wat het wel was, dat hij gedaan had en wat zijn vader er wel van zeggen zou.

Hij durfde niet dadelijk naar huis gaan, maar lei zijn boeken zoo lang bij den bakker, die hem kende, en ging toen een groote wandeling maken aan den oostkant van de stad, waar hij niet licht gevaar liep zijn vader tegen te komen.

Intusschen kwam kleine Marius weer bij, toen hij koud water in het gezicht kreeg; hij lag een half uurtje op de kanapé in de huiskamer van den rector, waar ze hem Hoffmans druppels gaven tot hij weer zóó ver was, dat de pedel hem naar huis kon brengen; mevrouw Gottwald woonde niet ver weg in het lage deel van de stad.

Kleine Marius verliet de school, bleek en half bewusteloos—en gesteund door den pedel die zijn boeken droeg. De stinkdieren liepen op een hoop en schoten vooruit om zijn gezicht te kunnen zien; er waren er enkelen die den rattekoning