Pagina:Vergif.djvu/144

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
146

hun muts af, als zij goeden morgen zeiden, en zij gunden zich wel degelijk den tijd voor een praatje, als hij dat wilde.

Er was dan ook wel iets in om trotsch op te zijn, als men dat alles zoo op zag wassen en zich ordenen naar zijn eigen plan; de vele afzonderlijke gebouwen die de stad als wonderen van knapheid beschouwde, heel die groote onderneming met een volstrekt opperbevel en een overvloed van geld, dat was dan ook iets waar een jong en werkzaam man blij mee kon zijn, nu hij er eenmaal de hand op gelegd had.

En toch was er nog iets heel anders, dat hem langzamerhand liever dan al het overige werd; het waren zijn bezoeken bij mevrouw Wenche.

Hij had niet veel dameskennissen in de stad gemaakt; zijn zaak had hem van den beginne af alleen maar met mannen in aanraking gebracht; en nu dat hij werkelijk zooveel te doen had, dat zijn heele dag er door ingenomen werd, nu had hij geen aanleiding en geen lust om grootere gezelschappen te zoeken dan de club en den huiselijken kring van professor Lövdahl.

Maar des te meer was hij daar. Men had hem eens voor al gezegd dat hij ten allen tijde welkom was, en Mordtmann had allen grond om te vermoeden, dat dit door den professor oprecht