Pagina:Vergif.djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
155

nadenkend. Het was zoo stil en eenzaam geworden, alleen een haastige voetstap die op een draf naar het eten liep.

"Ik moet eigenlijk gauw weg," zei zij en maakte haar hoed los; het was warm.

"O kom, we hebben den tijd aan ons; uw man wacht u toch zeker niet thuis voor het eten?"

"Neen,—en daarbij: Carsten is van daag schoolraad," antwoordde zij vroolijk, maar op 't zelfde oogenblik had zij er spijt van, toen zij zag hoe Mordtmann dit dadelijk op vatte als iets in haar man, waarom zij gewoon waren samen te lachen; en dat was haar bedoeling niet geweest.

"Uw man is over 't geheel genomen zeker meer bezet dan hij moest zijn?"

"—Meer bezet?"

"Ik bedoel, als men een vrouw heeft als u, mevrouw Wenche!—dan moest, dunk me, de man die zoo gelukkig is—"

"Kom, kom, meneer Mordtmann, u weet het: correct!"

"En ù bent het juist, mevrouw, die niet hebben wil dat ik correct ben!"

"Ja, maar nu wil ik het wel; op dat punt, begrijpt u?"

"Ik begrijp het niet maar ik gehoorzaam. Er is overigens niets wat een woord van u—"