Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/42

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
30
ZANDBANKEN.

zand aan uit de diepten, losgewoeld door stormen en zeestroomen. De vloedgolf loopt sneller en dus is zijne stoffen vervoerende kracht grooter dan die van de eb. De beweging die de zanddeeltjes verkrijgen door den drang des waters, voert ze zelfs verder dan de golf vloeit, en bij het kenteren van het getij is het water lang genoeg in rust, om toe te staan dat de meeste daarin zwevende vaste stoffen bezinken. Daarom vindt men op alle vlakke, aan het getij onderworpene stranden van zeeën met een zandbodem, duinen en zandheuvels boven hoogwaterpeil. Als de landwinden vaker, langduriger en sterker zijn dan de zeewinden, dan wordt het zand dat door de terugvloeijende golf achter gelaten is, steeds weder in het water teruggewaaid, doch als het geval andersom is, dat is als zeewinden den boventoon voeren, dan wordt het zand weldra buiten het bereik van de hoogste golven, en onophoudelijk al verder en verder binnenwaarts gevoerd. Weldra overdekt het al het achtergelegene land, tenzij het daarin verhinderd wordt door den plantengroei, hoogere gronden of andere beletselen.

Ofschoon de eigenlijke duinen slechts gevonden worden op het drooge boven gewoon hoog waterpeil, en zij hunne opstapeling en structuur aan den wind verschuldigd zijn, vindt men toch op vele stranden ophoopingen van zand onder water, zoogenoemde zandbanken, eigenlijk dus duinen die op eenigen afstand van de kust door de schommelingen van het water gevormd zijn. Zulke zandbanken liggen veelal als lange strooken langs de kust: zij verschillen slechts van de