Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/40

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
24
HET SNEEUWKLOKJE.

veel later bloeiende Lencojum vernum, welker eigenlijke naam echter „Knotenblume" is, en waarvoor wij geen Nederlandschen naam hebben, om de eenvoudige reden dat deze plant bij ons niet in 't wild wordt aangetroffen[1] .

Zou dus bij de Duitschers, naar aanleiding van het woord „Schneeglöckchen" nog vergissing mogelijk zijn[2], ofschoon men er steeds het hier bedoelde plantje mede bedoelt, bij ons bestaat daarvoor geen vrees, want, moge de Leucojum vernum ook al bij sommige liefhebbers van bolgewassen gekweekt voorkomen, deze fraai bloeiende plant is hier onder dien naam niet bekend.

Heel anders is dit met het Sneeuwklokje, hetwelk de meesten onzer reeds als kind leerden kennen; kennen en liefhebben tevens.

Op onderscheidene plaatsen van ons land wordt het in 't wild groeiend aangetroffen, en waar het groeit komt het meestal in grooten getale, bij dichte bosjes voor, zoodat het steeds sterk in 't oog loopt. Vochtige, door kreupelhout beschaduwde, grazige streken, vooral ook half beschaduwde slootkanten, zijn de lievelingsplekken van dit plantje, dat bovendien in menigen tuin of buitenplaats in het gras letterlijk verwilderd is.

  1. Wel heeft men vroeger de Leucojum æstivum hier gevonden, maar deze in den zomer bloeiende soort schijnt verdwenen te zijn. Van Hall noemde de laatste „Zomer-Witbloem."
  2. De Galanthus nivalis wordt plaatselijk in Duitschland ook „Schneeflocke", „Schneegalle", „Schneeveilchen", „nackte Jungfrau" of „Hornungsblümchen" genoemd; de Engelschen noemen de Galanthus „Snow drop": en de Leucojum vernum „Snowflake"; terwijl beide planten in Frankrijk „Perce-neige" heeten, maar daar draagt de Galanthus ook de namen, Campane blanche, Campane des neiges, en Clochette d'hiver en de Leuc. vernum, Nivéale printanière en Grelot blanc. (Zie Ulrich, Internationales Wörterbuch der Pflanzennamen).