Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/76

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
60
EDELWEISS.

Gnaphalium Leontopodium er uitziet. Dit verzuim wil ik eerst even goedmaken.

Het is een zodevormig plantje, dat aanvankelijk, d.w.z. in 't begin van den zomer, stengelloos is, maar waaruit later een of meer stengeltjes verschijnen van 5 tot, onder zeer gunstige omstandigheden, 20 Centimeter hoogte. De bladeren zijn lijn-lancetvormig, dus smal en veel langer dan breed; de stengeltjes en bladeren zijn met een witachtig vilt bekleed; vooral aan de onderzijde is die viltbekleeding zeer dicht [1].

Op den top van ieder stengeltje staan eenige half kogelronde bloemkorfjes (men herinnert zich dat men door dit woord een vereeniging van bloempjes der Compositen onderscheidt), die elk uit een aantal groenachtig gele bloempjes bestaan, welke echter zóó klein zijn, dat men ze te nauwernood afzonderlijk kan onderscheiden; de randbloempjes dezer bloemkorfjes zijn vrouwelijk, de schijf bloempjes (d.z. die welke in het midden zitten) zijn tweeslachtig.

Die bloemkorfjes, ten getale van twee tot twaalf, schermvormig op den top van het stengeltje staande, dragen echter tot den indruk van het geheel luttel bij. Dit toch wordt beheerscht door een aantal vrij groote, witte, zacht donzige blaadjes, welke, als omwindselblaadjes, een krans vormen om die gezamenlijke bloemkorfjes, waardoor een bloeiwijze ontstaat van ongeveer 5 cM. in middellijn, soms nog wel iets meer.

Die omwindselblaadjes nu zijn niet schitterend wit, maar zeer wollig, als waren ze uit donzig wit laken geknipt; ze

  1. De hier gekweekte planten zijn minder donzig dan in Zwitserland. Dit wordt hieraan toegeschreven, dat de aarde waarin ze gekweekt worden humusrijker is en armer aan kalk. Ten deele zal het echter wel aan de lucht liggen. Het is trouwens geen ongewoon verschijnsel, dat planten, die in hooge bergstreken dicht behaard zijn, in lagere streken overgebracht soms bijna onbehaard worden.