Wilde Rozen/11

Uit Wikisource
Boomen in de steden Wilde Rozen (1888) door Heinrich Witte

De Roos van vijf duizend Dollars

Met den tijd meê
Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill.
[ 97 ]
 

DE ROOS VAN VIJFDUIZEND DOLLARS.

 

 

 
an de beleefdheid van een Leidsch bloemist dank ik de eerste kennismaking met de Roos van vijfduizend Dollars.

—U bedoelt toch niet vijfduizend Noord-Amerikaansche Dollars, van ....

—Van ƒ 2.50; precies. Ik had even goed kunnen zeggen: de Roos van twaalfduizend vijf honderd gulden, maar dat zou minder eigenaardig geweest zijn.

—Moet ik daaruit begrijpen dat die Roos zooveel geld kost?

—Dit niet, wel echter dat het er voor betaald is.

—Maar dat gelijkt dan een staaltje uit de beruchte Tulpengeschiedenis.—

—'t Is waar dat het er eenigszins aan doet denken. Dat was echter een dwaasheid, of liever een opeenstapeling van dwaasheden, waarmede sommigen zich ruïneerden, en daarvan is hier geen sprake.

Ziehier wat er van die historie is; 't is wel de moeite waard om er notitie van te nemen. Men kan er uit zien wat [ 98 ]een intelligent kweeker, ook wat een goed opgezette en afgespeelde reclame kan uitrichten.

 

De heer William Francis Bennett is een kweeker te Stapleford, in Engeland.

Het is een eigenschap van vele Engelsche kweekers—gelukkig niet van dezen alleen—dat ze niet met gewone uitkomsten tevreden zijn, maar zich afvragen hoe ze in een bepaalde richting en met een bepaald plantengeslacht buitengewone resultaten zouden kunnen verkrijgen.

Bij al den rijkdom welke de Rozen ten toon spreiden, kwam het hem toch voor, dat men te veel in het honderd had gewerkt. Men had veel, zeer veel fraais verkregen, maar dit was goeddeels aan het toeval te danken; ongeveer op dezelfde wijze als dit b.v. met de Hyacinten het geval is.

Ziehier zijn eigen woorden: [1]

..... „Ik begreep dat men met wel overlegde kruisingen een goed resultaat zou kunnen verkrijgen. Ik had veel ondervinding opgedaan met de kruising van huisdieren, en de buitengewone resultaten daarmede verkregen, spoorden mij aan hetzelfde ook op de bloemen te gaan toepassen. In 1870 bezocht ik de rozenkweekerijen te Lyon, maar nergens waren bij de kruising der Rozen resultaten van beteekenis te vinden van op wetenschap gegronde proefnemingen. Jean Sisley beklaagde zich er gedurig over, dat hij tevergeefs de opmerkzaamheid der kweekers op de kunstmatige bevruchting gevestigd had.

Na opmerkzame waarnemingen kwam ik tot de overtuiging, dat men met de kweeking van zaad in Frankrijk vrij [ 99 ]wel op gelijke wijze te werk ging, als in de prairiën van Mexico met het vee; alles bleef aan zichzelf overgelaten en men koos eenvoudig de beste producten der Natuur uit. Deze opmerkingen brachten mij tot de overtuiging, dat ik een nog niet geëxploiteerd arbeidsveld vóór mij had liggen. Ik begon met proeven te nemen, en verkreeg spoedig de zekerheid, dat er nog al moeilijkheden te overwinnen waren, alvorens door kunstmatige bevruchting de eerste zaden te kunnen oogsten; ook dat er in dit geval zeer op moest gelet worden in hoeverre de verschillende soorten door individuëele karakters van elkaar verschillen.

..... Het was er mij voornamelijk om te doen, zuiver witte en ook gele doorbloeiende Rozen te verkrijgen, zoo mede levendig en donker purpere Thee-rozen. De zes eerste hybride-Theerozen leveren het bewijs in hoeverre ik hierin geslaagd ben."—

Ik geloof dat hier wel met een beetje te veel Engelsche minachting gesproken wordt over hetgeen men elders deed en verkreeg; te ontkennen valt het echter niet, dat hij een meer rationeele richting wenschte te volgen dan men over het algemeen tot dusverre had gedaan.

Ik zeg over het algemeen, want dat tot hiertoe álle rozenkweekers alles op het toeval lieten aankomen, verkies ik nu eens niet te gelooven.

Onder de door hem gewonnen Thee-rozen nu was er vooral een, die zich bijzonder onderscheidde, eerstens door de kleur, dan door den geur en ook door den vorm; in dit laatste opzicht echter niet om de grootte of de gevuldheid der bloem, maar omdat ze half gesloten bleef.

Uit bescheidenheid, of mogelijk vreezende dat een ander zou vergeten zijn naam te vereeuwigen‚ noemde hij deze [ 100 ]Roos naar zich zelven: William Francis Bennett. Ze is afkomstig van de Theeroos President, bevrucht met de remontant hybride-Roos Xavier Olibo.

Hoewel deze nieuwe Roos sterk aangekweekt, op tentoonstellingen vertoond werd en er vele bloemen van werden gesneden, kwam ze toch niet in den handel; waarschijnlijk schrikten Bennett's eischen zelfs de Engelsche kweekers af.

Toen echter in 1885 mad. Evans, bloemiste te Philadelphia, met haar zoon den heer Bennett een bezoek bracht, waren dezen opgetogen over deze nieuwe Roos, die vooral voor snijbloemen[2] zeer geschikt bleek, en dit had het gevolg dat zij het eigendomsrecht (de editie, zooals men gewoonlijk zegt) kocht voor de som van vijf duizend dollars[3].

De heer Schultheis (bekend rozenkweeker te Steinfurth) voegt er in het Journal des Roses bij:

„Zulk een som voor één enkele variëteit[4] is een op zich zelf staand feit in de geschiedenis der Roos, en uit deze uitkomst blijkt op welk een schitterende wijze des heeren Bennett's vooruitzichten verwezenlijkt werden."

Verschillende vakbladen lieten zich, in afwachting dat deze kostbare Roos in den handel zou gegeven worden, zeer gunstig over haar uit. De redactie van het bovengenoemde Fransche tijdschrift gaf daar wel een overzicht van, maar herinnerde er toch niet onduidelijk aan, dat het papier geduldig [ 101 ]is, en zij, alvorens zelf hare bepaalde meening te uiten, er in dit jaar betere bloemen van wenschte te zien dan in het vorige.

Hierbij nu moet echter niet uit het oog verloren worden, dat het toch voor Fransche kweekers wel wat erg was: een fraaie, roode Theeroos.... in Engeland gewonnen!

Ik houd mij niet genoeg met Rozen bezig, om vrijheid te hebben mij een vergelijkend oordeel over deze bloem aan te matigen. Als ik haar dus beoordeel, beschouw ik haar op zich zelf, en ben ik daarbij zoo objectief mogelijk.

Welnu, die bloem trekt allerminst de opmerkzaamheid door hare grootte, en toch teekent zij zich als iets bijzonders.

Ik zag verleden jaar, zoowel op de Covent-garden markt als bij de marktkweekers te Londen, honderden bloemen van de Niphetos, die daar, om den gesloten vorm, bij voorkeur voor snijbloemen gekweekt wordt, terwijl men bovendien nog zorgt dat de binnenste bloembladeren niet kunnen afwijken, door er in de kas tijdig een draad om te binden.

Bij de beoordeeling van de W.F. Bennett werd door verschillende berichtgevers op hare gelijkenis in vorm met de Niphetos gewezen, en voor dat ik dit las, maakte de bloem op mij geheel denzelfden indruk.

Dit zal dan ook wel een der voorname redenen geweest zijn, waarom mad. Evans zich van het eigendomsrecht dezer Roos verzekerde, daar ze voor haar doel zeker bij uitnemendheid geschikt is.

De kleur is eenvoudig zeer schoon, 't is zacht karmijn, met een licht paarsen gloed; eigenlijk een kleur die moeilijk te omschrijven is. De geur is allervoortreffelijkst.

Als men de bloem ziet, maakte ze op het eerste gezicht als Roos slechts een middelmatigen indruk; maar weldra [ 102 ]wordt dit anders, en men gaat haar schooner vinden, naar mate men haar bij herhaling beschouwt.

Hoewel niet groot, ziet ze er krachtig uit, en draagt ze toch duidelijk den stempel van zeer fijn te zijn.

Ik voeg hierbij dat de afbeeldingen die ik er nu en dan van zag—ook die in het Journal des Roses—en die allen van denzelfden oorsprong schijnen te zijn, vooral wat de kleur betreft, nog al wat te wenschen overlaten; die is daar veel te rood en veel te donker; ook gaat de bloem meer open dan ze (geheel gesloten) voorgesteld is.

Is die Roos nu iets zoo buitengewoons dat ze de aanzienlijke som, die ervoor besteed werd, wettigt?

Dit antwoord kan in ontkennenden, maar evenzeer in bevestigenden zin beantwoord worden, geheel afhankelijk van het standpunt van hetwelk men haar beschouwt.

Als Theeroos is ze, vooral om de kleur, zeker iets bijzonders, terwijl ook de vorm haar voor den handel in afgesneden bloemen veel waarde geeft; daarbij komt nog dat ze zeer mildbloeiend moet wezen; maar dat er fraaiere Rozen zijn, veel fraaiere zelfs, is wel niet twijfelachtig. Deze intusschen is een „nouveauté" en een nieuwigheid die inderdaad goed is.

Nu vergete men niet, dat, als een nieuwe plant vóór dat ze in den handel komt, reeds algemeen bekend geworden, als de opmerkzaamheid er bij herhaling op gevestigd is, zoodat men er gaandeweg nieuwsgieriger naar werd, zij bij de eerste aflevering heel wat kan opbrengen. Die eerste aflevering moet dan ook den doorslag geven, want is ze eenmaal verspreid en in veler handen, dan daalt de waarde onmiddellijk, terwijl de oorspronkelijke bezitter er niet veel meer van verkoopt.

Deze zal dus wel zorgen haar niet eer uit zijn handen te [ 103 ]geven, voor dat hij haar bij duizendtallen vermenigvuldigd heeft, en dus aan al de eerste, zeer talrijke aanvragen tegelijk kan voldoen.

Daargelaten nu dat de Roos W.F. Bennett in Engeland reeds zeer gunstig bekend was, vóór dat de editie aan mad. Evans werd verkocht, zal men toch wel toestemmen dat juist de daarvoor besteedde prijs een uitstekende reclame was.

Men heeft natuurlijk wel gezorgd dat dit algemeen, zoowel in Amerika als in Europa bekend werd; alle tijdschriften, zelfs de couranten, vermeldden het als een ongehoord feit; het kan dus wel niet anders, of de nieuwsgierigheid naar deze Roos, die, gelijk algemeen bekend was, niet op aanbeveling was gekocht, maar nadat de koopster zich zelve van hare waarde overtuigd had, moest zeer groot zijn, en steeds klimmen, nadat ze op handige wijze voortdurend geprikkeld werd.

En inderdaad deelde de heer Schultheis in Februari van het jaar 1886 dan ook mede, dat er door mad. Evans, te Philadelphia, reeds meer dan 25000 planten van verkocht waren.

Een cijfer dat ons niet zóózeer behoeft te verwonderen, om wantrouwen te wekken.

Tegen welken prijs deze planten geleverd zijn wordt er niet bij gemeld, maar dat ze voor minder dan een Dollar verkocht zijn, is niet aan te nemen.

Dan is het niet moeilijk om uit te rekenen, dat die onderneming juist niet onvoordeelig is geweest.

Wat deze Roos voor den open grond is, en of ze in Midden-Europa winterhard zal zijn, moet gedeeltelijk nog blijken, en het is niet onmogelijk dat ze in een dezer beide, wellicht in beide opzichten zeer tegenvalt.

Maar ook al is dit het geval, dan zal ze toch voor den bloemenhandel zonder twijfel van beteekenis worden; de heerlijke [ 104 ]geur alleen bepaalt in dit opzicht gedeeltelijk hare waarde.

Thans is ze reeds gemakkelijk en voor weinig geld te verkrijgen, en die er wat voor over heeft, zal zich dit denkelijk niet beklagen. Op zichzelf toch reeds is ze zeer fraai, en dan komt er nog bij dat ze een plant is, die in de geschienis der Rozencultuur in dubbel opzicht van beteekenis mag geacht worden: eerstens als een roode Theeroos, en wel het resultaat. van beredeneerde hybridisatie, en voorts als de Roos van vijfduizend Dollars! Het kwam mij voor dat dit voorval uit de geschiedenis van den Tuinbouw, om het eigenaardige ervan, wel in breeder kring bekend mag wezen.

 

 

  1. Aangehaald door den heer Schultheis in het Journal des Roses, 1885, p. 23.
  2. Zoo noemt de kweeker bloemen die voor bouquetten of andere soortgelijke doeleinden bestemd zijn.
  3. Het is mogelijk dat ik mij vergis, maar ik meen vroeger ergens gelezen te hebben, dat niet de geheele editie voor dien prijs verkocht werd, maar de helft, met het eigendomsrecht voor Amerika; met dien verstande, dat ze in Engeland niet mocht verkocht worden, dan nadat mad. Evans haar in Amerika in den handel gebracht zou hebben. Laat het echter zijn zooals het hierboven staat en het is nog mooi genoeg.
  4. Hiervoor moesten natuurlijk een groot aantal planten geleverd worden.