Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/262

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die jonker de Maulde zoo uitnemend weet uit te deelen. Daarbij wie zegt u en mij, dat zij niet juist diegene is, die ’t meest ernstig werd gemeend?"

»Dus zou de jonker u bedrogen hebben?"

»Ik zou dan mij zelve bedrogen hebben, niet hij mij" en als dat ware…, en toch, ik vreeze, ik vreeze… Het is… want luister!" en hare stem werd diep en dof, en haar blik somber: »dat hij Maria zijne diensten wijdde, nevens mij, soms met wat haastiger ijver, wat luider klank van woorden en met wat driftiger eisch om gonste, heeft mij noch grieve noch onrust gegeven, en nog gister na uwe komst, — wij meisjes voelden ons beiden wat ontdaan door uwe heftigheid jegens den jonker; — moeide hij zich nauw meer met ééne van ons. Dit hield de zaak dus voor mij in ’t midden; doch dezen ochtend, daar de nacht mij lang en zwaar was gevallen, was ik vroeg op, en toch weinig gestemd, nevens freule Odilia en de anderen, den jachtstoet te zien aftrekken. Dus stond ik leunende hier in deze vensterbank, dat mij toch het oog gaf op het groote voorplein, waar reeds vóór de anderen jonker de Maulde zich vertoonde, spelend en dartelend met jagers en honden. Niemand der overigen was nog gereed te paarde te stijgen; af en aan kwamen allen, en op eens zag ik de Maulde als bij afspraak met Maria Prouninck samen onder dezen toren. Door iets als angst aangezet, — of was ’t de slange der achterdocht, die mij in ’t harte voer? — deed ik dit kleine vensterken open, en kon aldus hunne samenspraak verstaan."

Ada nam Wijndrik’s arm, en bracht hem voor ’t venster, en hij liet zich leiden; hij geliet zich uit te zien; alleen met al de kracht zijner ziel gelukte het hem, de kalmte te toonen, die, hij noodig achtte, maar een gloed overtoog hem het hooge voorhoofd; zijne lippen verbleekten; een kil zweet voelde hij langs zijne slapen glijden, terwijl zij voortvoer: