Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/170

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wijs tevens, dat de waarheid schor in de ooren klinkt van Vorsten en Heeren, is het scherpe antwoord, dat er den 5den Februari en vervolgens van de Koningin Is gevolgd, dat voorwaar eene harde represaille was voor de goedronde en trouwhartige bede, daarmede men van onze zijde de Koningin is genaderd, om soelaas van de bezwaren die ons drukken. Om niet te spreken van het vreemde afzonderlijke schrijven aan die van Utrecht, daarover de Staten-Generaal, representeerende deze Provinciën, met recht een groot misvernoegen hebben opgevat, wezen de dit een nieuw blijk van het vooroordeel en de partijdigheid, die de heer Graaf te allen tijd heeft getoond voor Utrecht, en ten prejudicie van Holland; nieuw blijk tevens dat het kwaad contentement, waarmede Zijne Excellentie tegen ons naar Engeland is vertrokken, nog niet heeft opgehouden te bestaan.

»Daar is ook, zoover ik weet, nietwes gedaan sinds des Graven vertrek, om het gesustineerde misvernoegen te doen ophouden, veeleer te verergeren."

»Zoodat…," viel Barneveld schielijk in, »indien de Graaf keert, hij met ongunst tegen ons keeren zal?"

»Hebt gij zekerheid, mijnheer van Barneveld! dat de Graaf keeren zal?"

»En gij, heer Wilkes! hebt gij gewisheid van het tegendeel? Indien dat ware, achtte ik het hoogst noodig, dat men zich met Hare Majesteit verstond op zijne vervanging, wezende het van ’t uiterst belang, dat dit dobberen en drijven, op de ongewisse golven der onzekerheid, verwisseld werd voor een vasten ankergrond of een veiligen haven. De Generaal Norrits, uw landgenoot, en… vriend zoo ik meene, is het op dit punt volkomen met mij eens…"

»De Generaal Norrits… zal wel doen, zich te dezer dage meer te bemoeien met de goede tucht van zijn krijgsvolk, en met de ruste te bewaren binnen Utrecht; dan zich te mengen