Pagina:Adama van Scheltema, Van zon en zomer (1918).pdf/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


VOORJAARSMIDDAG


Een rieten dak met wilde-wingerd,
Een wegje, dat er henen slingert
Door 't weeke loover, dat al leutert;
Een kleine dreumes, die beteuterd
Naar 'n ietsje en een nietsje ziet;
Een vogeltje van wiedewied!
Een gele zon-verheugde ketel.
Een roode lap bij doovenetel,
Een appel, die te berste bloeit
In 't licht, dat met het windje stoeit
En fladdert in het glanzig veld
En van iets vriendelijks vertelt:
Een beetje stilte en zonnigheid,
Een klein beetje tevredenheid,
En overal die blauwe hemel
Met tintel-ver dat blond gewemel —
Een veertje, dat er nederdwerelt
. . . . . . . . . . . .
Er is iets heel liefs in de wereld!