Pagina:Adama van Scheltema, Zingende stemmen (1916).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

ODE AAN DE JEUGD

 

Eens, in het milde licht,
Eens, in de middagzon,
Toen ik als kind alleen
Zacht en verzaad
Als een bloem aan het venster hing,
Vulde de zon mijn ziel
En zag ik de schoonheid aan
En was ik wijs en goed
En wist ik wat zalig was.
O! nooit — nooit zag ik haar meer
Met zoo diepe deugd,
Zoo dicht aan mijn hart nabij,
Als in die verre jeugd —
Nooit meer als gij!

Eens, toen de avond kwam,
Eens, toen het donker wierd,
En ik als kind alleen
Rondom mijn hart
De zee van den nacht voelde gaan,
Knielde ik verwezen neer,

13