Pagina:Apologie van Pr Willem I van 1580.pdf/81

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
):[ 79 ]:(

dat het genoech blijckt datse geen gebrech van verstast ofte sinnen en hadden,) om dat haerlieder boosheyt soo over groot, ja so oogenschijnelick ende tastelick was, dat niemandt heeft connen de selve yerdragen, maer hebben moeten als een fenijn ende een alghemeyne infectie van peste wt den lande gheworpen werden.

Nu dewijle datse hen daer mede niet en hebben laten vernoegen, datse souden onsen persoon alleenelick hebben aenghevallen, om ons van ondanckbaerheyt ende onghetrouwicheyt te beschuldighen: maer alsoo de toornicheyt ende rasernije niemande sparende, alle menschen te gelijcke lastert ende ænsnauwt, soo wel de onschuldighe als die men voor schuldich wil houden: soo is oock hare dertelheyt soo wt der maten groot geweest, datse insghelijcks de eere van onse gheselnede hebben willen raecken, door dien datse van ons leste houwelick so lasterlick zijn sprekende: waer in wy niet en sien wat meer te straffen is, ofte hare onbeschaemtheydt ofte haer onverstandt, dewijle dat dese geleerde luyden die hen beroemen soo goede schilders te wesen, niet en hebben gheweten dese lesse te practiseren, die de kinders in der schole daghelicks zijn: opsegghende, dat de ghene die bereydt is van an-