Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/111

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

niet gelooven, wat den Vlamingen in de ziel zal smarten; ― wat de verachtelijke Gomez en de zijnen nu reeds heeft doen verbleeken?” voegde hij er meer opgeruimd bij; en daarop Frederik scherp aanziende, sprak hij ernstig:

»Spreken wij van uwe belangen, gij hebt mij willen raadplegen.”

»O, mijn vader!” borst de jonge man toen uit, met lang bedwongen hartstochtelijkheid; »de Koning wil mijn verderf; dit huwelijk...”

»Biedt menig voordeel aan, Senor! Het heeft al den schijn eener hooge gunst; ― de Koning belooft twee Markgraafschappen...”

»Al beloofde hij de beide Indiën, mijn Heer en vader! dit huwelijk zal niet voltrokken worden.”

»De Gravin is schoon.”

»Zij is schoon,”

»En jong.”

»Van een edel geslacht...”

»Een geslacht, waaraan het eene eere moet zijn, zich te verbinden.”

»Don Lorenzo Suarez roemde mij zoo straks hare zachte geaardheid, hare goede opvoeding.”

»Zij kan volmaakt zijn, mijn vader! Ik wil gelooven, dat zij het is, en toch... en toch... moet ik mijn woord terugnemen.”

»Uw woord!... gij hebt dan toch werkelijk beloofd?” hernam Alba hoofdschuddend.

»Ik heb beloofd! ja, mijn vader! en... zooals de Koning zeide, in het bijzijn der zalige Elisabeth, als eene heilige gestorven.”

Alba fronsde het voorhoofd. »Een Spaansch edelman geeft zijn woord niet loszinnig; maar als het gegeven is, moet hij het eeren,” sprak hij somber.

»Geene macht der aarde zal mij daartoe dwingen!” riep de jonge man.

»Federico! zoo ik het u gebood?...” sprak de Hertog streng.

»Het hoofd van het Huis Toledo moet gehoorzaamd worden,” antwoordde deze met eene onontcijferbare mengeling van list en verslagenheid, »zoo gij mij dat gebiedt, dan heeft de Koning overwonnen!” Hij zweeg eene wijle, maar daar de Hertog evenzeer bleef zwijgen en hem aanzien met een onverwrikt gelaat, wierp hij zich aan zijne voeten en ging voort: »Vader! o geloof