Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/122

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gedwongens in zijne houding en zijn toon, alsof hij zich moeite gaf om niets dan dit te zeggen; en het was opmerkelijk te zien, hoe Margarita's gelaat verhelderde, naarmate de caballero meer onhoffelijk werd.

Toch had ze meer oprechten ernst dan losse schalkheid in den blik, toen zij antwoordde:

»Ik leg met vertrouwen mijne toekomst in de hand van Don Frederik.”

De jonge man trad terug, of hij een Vlaamsch musket op zijne borst had zien richten; maar zooals een man van moed zich, na die eerste beweging van verrassing, snel hervat, werd ook hij zich weer meester tot zelfbeheersching, en met een blik van doodende verachting en haat op de beeldschoone vrouw, zeide hij met bijna schimpende koelheid: »Zoo zijn wij het eens!”

En daarop bleef hij zwijgend op den grond staren, als overdacht hij, hoe opnieuw aan te vangen, na dit woord.

»Hebt gij meer gestreden met zulke wapenen, Senor?” vroeg eensklaps de jonge dame, met een ironieken glimlach.

»Ik verdedig mij met dezelfde, waarmede gij mij aanvalt.”

»Zeker niet, Mijnheer! Want ik was waar bij ieder mijner woorden, en gij meent niets van alles wat gij zegt.”

»Leerlinge van Mendoca! wie u ook op dit spel heeft afgericht, die erkentenis zult gij niet aan mijne lippen ontwringen!” riep de zoon van Alba, uitbarstende in den toorn, die zoolang reeds binnen in hem kookte.

»Mij dunkt, gij hebt mij nu bitterheden genoeg gezegd, om het eindelijk met de rondborstigheid te durven wagen,” sprak zij eenigszins scherp.

»Rondborstigheid!” herhaalde hij. »Ik begrijp de nieuwe woorden niet, die men in mijn afzijn aan het Hof heeft uitgevonden!”

Toen bleef hij een oogenblik nadenken, met de armen over den leunstoel heengebogen. »Eigenlijk kunt gij gelijk hebben,” sprak hij daarna, terwijl hij de oogen uitvorschend naar haar ophief; »daarbij, wij zijn alleen. Het is niet waarschijnlijk, dat men eenig spion een wenk heeft gegeven; en zelve...”

Maar zij zag hem aan met een blik, vol van zulk een onbeschrijfelijk verwijt, dat hij bloosde en de verdenking niet verder uitte.

Tot hiertoe had hij zich op verren afstand gehouden van de