Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE HERTOG VAN ALBA IN NEDERLAND.




          „Wat hem na (toe) komt verstaan
         wij hem na te geven.”
                    HOOFT.


Omstreeks half Augustus ten jare 1567, werden de bewoners der uiterste grens, die het Luxemburgsche van Lotharingen scheidt, opgeschrikt door het eigenaardig rumoer dat de nadering van krijgsbenden aankondigt. De vreedzame houthakkers zien de rustingen der speerruiters blinken tusschen den- en sparreboomen heen — zien bij wijlen hunne spiesen flikkeren in ’t felle zonlicht of ze bliksemstralen uitschoten. De versaagde herder durft zijne kudde niet langer het rustig grazen toestaan op de mossige hoogten die zich langs den zoom van het majestueuse woud verheffen, sinds hij musketiers en ander voetvolk het rotspad ziet bestijgen. Hij drijft zijne woldragers het bosch in, die noode zich van de geurige kruiden zien afgekeerd, doch door den waakzamen herdershond tot volgzaamheid worden geprest. Vrouwen en kinderen die eikels rapen of pijnappels en de harstige sparreknoppen bijeenzamelen — rijzen schichtig op en wijken schuw ter zijde of verschuilen zich achter een boomstam in ’t kreupelhout, reeds bij het eerste paardengetrappel, en zien van uit die schuilhoeken hoe er lansknechten volgen die in smalle rotten afgedeeld, het enge boschpad binnendringen. Soldatenvolk staat in zoo slechten reuk, dat er vrome moedertjes zijn die haar kruis slaan, niet meer, noch minder, dan of het eene verschijning van den Booze gold.

»Nu, daar kon wel iets van aan zijn,” meende de marskramer, die onder zijn last zwoegend. over het slingerend rotspad zijn weg nam, naar het naaste Luxemburgsch dorpje om er de mare te verspreiden van ’t geen hij op zijne omwandeling had waargeno-