Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/134

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Is Donna Margarita schuldig?” vroeg de Hertog van Alba, toen zijn zoon hem, als bepaalde uitkomst van zijn onderhoud met deze, de bekentenis deed, dat hij haar niet zoude huwen.

»Beklagenswaardig, maar voorzeker schuldig in de oogen van den Koning,” antwoordde deze.

»Meer hebben wij niet noodig,” hernam de Hertog met verhelderden blik.

»Monsenor! eene ongelukkige op te offeren - eene vrouw....”

»Eene vrouw, of de belangen van het Huis Toledo: meent gij, dat ik hier zal aarzelen?”

»Ik weet het tegendeel, mijn vader! en daarom moet gij alles hooren, opdat gij de arme redden kunt, of ten minste wreken, terwijl gij mij verdedigt. De Gravin, door hartstochten geslingerd, door plichten gebonden, zou haar beleediger willen sparen en een lijdzaam slachtoffer blijven; dát mag ik niet toestaan, daar ik weet, hoezeer zij onschuldig in den afgrond is gevallen, waar anderen haar hebben heengeleid. Ik moet haar verweren tegen haar zelve en tegen den man, die haar bedriegt.” En hierop deelde Don Frederik den Hertog geheel het duistere feit mede, waarin hij bestemd was geweest, zoo noodlottig eene rol te spelen, en waarvan de last nu zoo zwaar op zijn hoofd nederkwam.

Alba luisterde onbewegelijk en zonder eene aanmerking te maken; toen de jonge man geëindigd had, bleef hij eene wijle nadenken, en sprak toen:

»Hier is voor u slechts één weg: eene openlijke weigering van de hand der Gravin. Zoo de Koning daarin niet berust, zult gij even openlijk rekenschap moeten geven van die weigering. Maar hij zal berusten. Want terstond na uwe verklaring, zal hij door mij alles weten, en als ik Filips wèl ken, vreest hij boven alles de ergernis, die dit voorval zal geven aan een Hof, waar men de vormen zoo preutsch bewaart; ik weet te goed, met welke banden hij zich zelven kluistert, om zijne achtbaarheid te bewaren voor den adel en het volk; hij zal Don Juan, dien hij meer bemint dan een zoon, niet prijsgeven aan de schande van zijne onridderlijke daad. Hij zal ons stilzwijgen koopen, al moet het zijn door het offer van zijn wil!”

»Of ons dat opleggen door eenig geheim en duister middel, dat hij alleen kent, Heer Hertog!” hernam Frederik somber.