Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/149

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Twee uren daarna stonden er krachtige paarden gezadeld op het vóórplein; de jonge page Ivonneau, die zijn meester langzaam was gevolgd, wachtte dezen nu weder op, en Don Frederik zelf hield zijne jonge vrouw in de armen, en trachtte haar moed en vertrouwen in te spreken bij dit afscheid.

»Zoo spoedig had ik dit terugkeeren niet begrepen,” snikte zij.

»Ik moest er u langzaam op voorbereiden, mijne Maria!” sprak Alba's zoon, voor het eerst van zijn leven stem en gelaat plooiende tot eene zachtheid, die hij zelf niet wist in zijne macht te hebben. »Droever bruidspaar is er in Spanje nooit geweest, zoolang Kastilië en Arragon koninkrijken waren; van mijne liefste en mijne gemalin te moeten scheiden, niet om een eerlijk heldenfeit te ondernemen, niet om in 's Konings dienst eene uitnemende daad te gaan verrichten, noch, als een krijgsmans beste hoop zoude zijn, op te trekken, den vijand te gemoet, aan het hoofd mijner dapperen, maar om mij levend te gaan begraven tusschen de muren van eene onedele gevangenis, om zelf de boeien te gaan terugvragen, die men met zoo forsche hand heeft verbroken. Maar het moet zoo zijn, volschoone! Welk een oneere zou het wezen voor een edelman van mijn naam, zoo gevangenleiders hem moesten wegrukken uit uwe armen, zoo hij niet vrijwillig en ongedwongen zijn gegeven woord kwam inlossen, en zijn Koning ongehoorzaam bleef, nadat hij hem reeds had vertoornd.”

»Meent gij dat ik zoude toestaan, dat de Alguazils hier binnentraden!” vroeg Don Garcia driftig, »zijt gij hier niet veilig, zoolang gij wilt?”

»Konden wij niet samen vluchten, een ander vaderland opzoeken? Het zou overal beter zijn, dan in die gevangenis, waar ik u niet volgen mag,” sprak Maria.

»En mijn vader, die de verantwoording mijner handelingen in dezen heeft op zich genomen, mag ik hem wagen aan den last van zulk een vergrijp? Hij heeft mij bevolen u te huwen, en, God zij geloofd! niets ter wereld, geene koningsmacht zelfs kan ons voor dit leven scheiden; maar nu zou hij zelf mij gebieden heen te gaan en te berusten in den wil des Konings. Zelfs de trouwe wapenbroeders, die zich voor mij blootstelden; zelfs de onderbevelhebber, het lijdelijke slachtoffer mijner gewelddadigheid, mag ik hen opofferen aan de uren van geluk, die ik hier had kunnen hopen? Wilt gij dat, Maria?”