Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

oproepen dan gij,” hernam de veldheer, opnieuw den Koning genaderd, en zich neerwerpende aan zijne voeten.

»Nu niet, Hertog! niet op uw uur, maar op het onze,” antwoordde Filips onbewegelijk. »En tot zóólang verbannen wij u uit Madrid.”

Toen stond Alba op, zich verhardende tegen de krenking, en met waardige fierheid vroeg hij alleen:

»Ook uit Spanje, Heer?”

Hij had met den Cid kunnen vragen: »Uit de landen, die ik voor u heb bewaard, of uit die, welke ik voor u heb gewonnen?”

»Wij geven u den burcht Uzeda tot gevangenis.”

»Zoo ik gevangene zijn moet, neme de Koning mijn degen!” sprak Alba, den zijnen aanbiedende. »Geen ander zou ik dien kunnen geven!”

»Dat is al te vermetel, Hertog! Gij zijt geen Prins van den bloede, om aanspraak te maken op die onderscheiding; en Spanje heeft nog hooggeboren mannen genoeg, om uw degen te ontvangen. Als het ons goeddunkt, zullen wij u dien laten afvragen.”

Alba boog het hoofd met de fierste lijdzaamheid, die ooit eenig sterveling den nek had doen krommen. Het was hem aan te zien, dat hij zich aan zijn monarch onderwierp ― maar ook alleen, omdat het zijn monarch was, zonder ééne klacht of één verwijt; schoon zijn oog eene wereld van pijnlijke denkbeelden verried, vroeg hij kalm:

»Is dit mijn afscheid, Sire?”

»Ik heb geen ander voor u!” hernam Filips, zonder hem aan te zien.

De Hertog van Alba deed eenige schreden naar de deur; maar toen zijne hand het tapijtbehangsel zou oplichten, wendde hij zich plotseling om, liep op den Koning toe, knielde neder en drukte de lippen op de hand, die Filips achteloos had laten nederglijden. »God behoede Uwe Majesteit!” sprak hij, en zijne stem klonk dof en diep, of ze opkwam uit de holte van eene bergmijn.

Daarop haastte bij zich voort; maar zijne schreden waren zóó onvast, dat hij in de aangrenzende zaal rusten moest, eer hij het paleis verliet.

Zoodra Filips alleen was, liet hij het hoofd eene wijle rusten in de beide handpalmen.

»Neen, mijn Toledo! ik kon u geen ander afscheid geven; ik