Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/154

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hand naar eene andere zijde van de tafel, voor een memorieboekje, in fluweel met goud gebonden. Hij sloeg vele bladen om; in 't begin eerst vond hij het bedoelde, dat hij Alba voorleide.

»Mijn God! van den eigen dag af?” riep deze, na het ingezien te hebben, en hij kromp als inéén, onder eene lange huivering.

»Hebt gij mij begrepen, Hertog van Alba?” vroeg de Koning.

»Volkomen, Sire!” hernam Toledo, met fierheid zich opheffend uit zijn eersten schrik.

»Eene verrassing als die aan de Gravin van Egmond,” sprak Filips, altijd met zijn glimlach.

»Maar die ik van u niet had verdiend,” antwoordde Alba, met eene onuitsprekelijke uitdrukking van smart en zelfbewustheid.

»Wie weet?” hernam de Koning, »een trotsch onderdaan, die in zijn overmoed zijne diensten beter telt dan zijne plichten, heeft zich licht schuldig gemaakt tegen zijn meester, eer hij het gist.”

»Noem mij dan mijne schuld, Sire!” hernam Alba weer ootmoedig. »Noem mij dan uwe grieven! opdat ik ze kan uitwisschen, boeten! Het is nog niet te laat voor eene oprechte verzoening. God in den Hemel, die mij hoort, weet, dat ik nooit iets gewild of gewerkt heb, dan ter eere Zijner Kerk, en van uwe heerschappij. Ik heb achttienduizend menschenlevens opgeofferd door het zwaard der wet, alleen aan uw meesterschap in Vlaanderen. Wat kon Alba meer doen voor Filips, geplaatst als hij was tusschen een volk en een Vorst? Ik heb den haat en de vervloeking van millioenen niet geacht, om de vriendschap van éénen, en die enkele....”

»Hertog van Alba!” viel Filips in, »wij hooren den hoogen landvoogd der Nederlanden, die tot zijn broeder spreekt. Wij hooren dat niet gaarne ― en voor twee souvereinen is dit kabinet te klein.” En met koude hoogheid richtte hij den blik naar de deur.

Zonder één woord te spreken, wendde zich Alba daarheen; maar zijn voorhoofd en zijne wangen gloeiden, en in zijne oogen schitterde een zonderling vuur. Toch hield een wenk van Filips hem staande, aan den uitgang van het vertrek. De Koning was hem met de oogen gevolgd, en het was of zijne stem zachter klonk, toen hij zeide:

»Eens zullen wij u vrijheid geven ter verantwoording; hoop daarop, Toledo!”

»Nu Sire! om 's Hemels naam! in dit eigen oogenblik! waartoe uitstel? Ik ben meer dan zeventig jaar! God mocht mij eerder