Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de groeven, die lezen noch schrijven konden, die de stad niet bezochten dan op enkele groote hoogtijdsdagen, die Zondags ter mis gingen met vrouwen kind, en voorts hun vermaak zochten in de taveerne met hun potteke bier, hoe konden zij iets te weten komen van de groote gebeurtenissen die het aanzien der oude wereld zouden veranderen — hoe konden zij iets raden van de nieuwe denkbeelden die de vorsten op hunne tronen zouden doen wankelen.

Zij konden er niets van hooren dan ’t geen hun dorpspastoor, zelf al heel weinig op de hoogte, er hun van zou willen mededeelen — of een doortrekkend reiziger, die er meer van wist, moest zich de moeite geven er hen terloops mee bekend te maken — en dat zou dan toch maar zeer in ’t onbestemde, zeer oppervlakkig zijn, en vermoedelijk niet zoo terstond door hen gevat worden, hoe konden zij zonder nadere inlichting de beteekenis vatten van die schrikmare: De Hertog van Alba trekt de Nederlandsche provinciën binnen aan het hoofd van een leger door hem zelf bijeenverzameld?

De marskramer zelf, met zijne levendige, zwarte oogen en slimme trekken, zag er wel uit of hij een meer dan oppervlakkig waarnemer was van ’t geen tot zijne kennis was gekomen, het kon ook wel zijn dat hij in dezen reeds partij had gekozen, men zou het denken uit den toon waarop hij hervat: »Zie toch hoe men zich kan bedriegen — ik meende dat de schrik van dien naaM tot in uwe groeven moest zijn doorgedrongen, tot in Afrika toe wordt die door Moor en Mahomedaan niet dan met siddering uitgesproken, en reeds heeft de mare van zijne afreis uit Spanje herwaarts heen, duizende goede burgers van huis en erf verjaagd, die gevlucht zijn in allerijl zoover zij maar komen konden, op zulke wijze, dat hij het land van Vlaanderen en Brabant ontvolkt zou vinden, zoo de Regentes niet door strenge ordonnantiën een dam had gesteld tegen dien vloed van uitwijking.” »Zoo bleek het wel dat de lieden niet veel goeds van den Hertog wachtten,” was de opmerking waarmee een der toehoorders, die zich tot woordvoerder opwierp — den spreker in zijne hartstochtelijke rede stuitte, »maar dat zeide hun nog niet duidelijk wat hij dan toch in de Nederlanden kwam doen?”

»Wat hij er doen komt!” hernam de vreemde zwerver — met toenemende heftigheid »dàt, wat de vos komt doen als hij in