Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zwoegende mijnslaven, die men als slachtvee heendrijft. waar men ze hebben wil, waar alle geest en leven in uitgebluscht is. Als deze man slaagt in hetgeen hij hier doen komt, is het wel zeker dat er binnen tien jaren tijds van Geuzen noch Ketters meer gewag zal zijn in de Provinciën, maar dan zal er ook geen vrij man meer wezen, die het hoofd fier en moedig kan opheffen, dan zullen deze rijke en schoone gewesten met al wat er in leeft en ademt gespanjoliseerd zijn voor eeuwen!”

En na zijn gemoed lucht gegeven te hebben door het uitspreken van deze weeprofetie, zette de marskramer zijn tocht voort.

Welhaast had hij andere ontmoetingen, die hem bewezen dat de onwetendheid van kolenbranders en mijnwerkers omtrent het groote nieuws van den dag geenszins als maatstaf kon genomen worden van ’t geen er onder de bewoners der steden en in de kasteelen der edelen omging. Hij werd nu eens aangeroepen door edellieden te paard, van pages en palfreniers vergezeld, die hem den naasten weg vroegen naar het legerkamp van den Hertog; hij werd met onrustige en nieuwsgierige vragen bestormd door stedelingen uit Echternach en andere plaatsen, die van hem weten wilden of de Spaansche veldheer zich met zijn volk voor langen tijd in het Luxemburgsche zoude ophouden, welke richting er vermoedelijk zou genomen worden bij den doormarsch, en dergelijke vragen meer, die bewezen dat zij gansch niet op hun gemak waren bij dit bezoek, dat de schrik van zijn naam werkelijk den Hertog vooruitging als een heraut die den vrede kwam opzeggen, en een reeks van namelooze jammeren en ellende aankondigen. En was het dus in een gewest waar de rust was bewaard gebleven, waar van ketterij en beeldenstorm geen sprake was, hoe moest het dán niet zijn in de andere provinciën waar men niet met zuivere consciëntie (naar de opvatting van een Alba) dezen kon inwachten. Ook was het nog iets anders dan de broeiige hitte der Augustuszon, wat de atmosfeer zóó drukkend maakte, dat het ademhalen moeite kostte; het was een bang voorgevoel van heviger stormen, zwaardere onweersbuien en feller bliksemstralen dan die daar uit de donkere wolken aan den hemel dreigden; het was als een voorgevoel van eene toekomst zóó somberen hopeloos dat de levenslust zelve er haar vroolijken blos en haar glimlach bij verloor. Onze wandelaar beantwoordde naar zijn beste vermogen met de meeste lankmoedigheid, al was het