Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Niets! maar eens kijken uit liefhebberij, een oud soldaat hoort nog wel eens graag de trom roeren.

»Nu, daar kan je pleizier van hebben, maar die lust is te verklaren in een lansknecht van Egmond. Wees gewaarschuwd dat het niet makkelijk is, om in ’t kamp te komen, er wordt goede wacht gehouden en wie ’t parool niet heeft, komt er niet licht binnen; maar ik wil je het loopje, dat ik er op heb, wel meedeelen. Zie je, ik heb wat te verkoopen en ik vraag maar naar de Hopmansche van de vrouwenbende!”

»De vrouwenbende! denkt de Hertog hier met wijven te vechten!” vroeg de oudgediende met verontwaardiging.

»Vechten! wel neen, zijn je de Spaansche manieren vergeten? Vrouwkens van pleizier, allerliefste schoonen, die het krijgsvolk den tijd helpen korten, door hare galante conversatie in de rusturen, en den marsch vervroolijken op de verre tochten. En uitgedost! of ze prinsessen waren; zoudt ge gelooven dat ik er zes paar zijden kousen heb verkocht.”

»De Hertog is toch zoo niet voor de weelde;” merkte de veteraan op, met een hoofdschudden.

»Neen, maar hij is voor de orde, en daarom nam hij dit middel te baat om ongeregeldheden te weren in de landen die hij moest doortrekken en om desertie te voorkomen. Acht honderd van die goedwillige schoonen vergezelden het leger te paard als een heir van Amazonen, de andere, van minder allooi, volgden te voet, en dat alles bevindt zich nu in het kamp, in rotten afgedeeld, en wordt onder tucht gehouden niet minder dan de manschap zelf, door hare eigene kapiteinschen en rotmeesteressen; die aanvoersters hebben zulke welgevulde beurzen, datzij koopen kunnen wat menige vorstin moeite heeft te betalen.”

»De Hertog weet wat zijn volk toekomt,” hernam nu de veteraan meesmuilend, »het blijkt toch uit alles dat hij een weergaloos veldoverste is.”

»Ja! weergaloos! zooals gij zegt,” hervatte de marskramer, »en dat is zooveel te erger… of… heb jij er zwak op dat we dat Spaansche krijgsvolk voor goed in ’t land krijgen?”

»Wis en waarachtig niet, over dat Spaansche vee is de ruzie aangekomen, tusschen de Vliesridders en de Regentes; al de edelen kwamen in verzet Egmond niet onder de laatsten, ik was tot Brussel in die dagen, ik heb er genoeg van gehoord, de kar-