Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik wil niet beginnen met schijn van argwaan en vijandschap: ik wil liever trachten uit te vorschen wat hij tegen ons in zijn schild voert; ik wil toonen dat er nog mannen zijn die hem onder de oogen durven treden als de ridderlijke pleitbezorgers van een verdrukt en vernederd volk; boet ik het leven dan daar bij in, het zal toch niet vergeefs gespild zijn. Alle martelaarsbloed is vruchtbaar.

»O! die verwenschte beeldstormers en tempelschenders! die ons den demon des Konings toorn en ongunst op den hals hebben gehaald, dat hij zulk een tuchtmeester noodig keurt,” sprak de jongere edelman met smartelijke bitterheid.

»Ach! laad toch de schuld niet op dat hoopje onvoorzichtigen en bandeloozen, die door bloedige verdrukking getergd, zich door wilden religie-ijver hebben laten verlokken tot woeste daden, die wij misdaden achten; verwensch veeleer hen die de bouwstoffen hebben saamgebracht om dit onheilig vuur te doen ontbranden, die den boog spanden tot hij breken moest; die den worm vertrapten tot hij in een serpent verkeerde. Nu men de wonde ziet gapen, wil men ze heelen, en, kiest een wondarts als Alba! Maar daar doemen reeds de tenten van zijn legerkamp op voor ons oog; welhaast zullen wij bij de voorposten zijn, laat ons van deze dingen zwijgen en een goed gelaat zetten bij het slechte spel, zoo wij het niet ganschelijk willen bederven.”

»Gij hebt gelijk, voorzichtigheid is ons noodig, don Ferdinand heeft de troeven in handen.”

Wij laten die edellieden huns weegs gaan, zonder om te zien naar het onthaal dat hun gewerd; evenmin trachten wij hunne namen uit te vorschen; mogelijk zijn het dezulken waarvan de geschiedboeken later zouden gewagen, en kan men ze lezen op de lange lijst dier opgeschreven en ten doode, die de geduchte Hertog welhaast zou samenstellen; mogelijk ontgingen zij dit droevig lot door nog droeveren val, of sneuvelden in de gelederen van een der Nassauers in den heiligen strijd voor ’s lands vrijheid en rechten — wij vragen het niet — zij vertegenwoordigen voor ons slechts dat deel van den Nederlandschen adel, die in het land gebleven, zich verplicht achtte den Hertog zijne opwachting te maken, al was het onder geheim protest, met afkeuring van des Konings maatregel, en vol wantrouwen tegen den persoon die bestemd was dezen ten uitvoer te leggen. Zij zijn geene uitzondering, zij vertegenwoordigden in dit opzicht de geheele natie.