Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hem afzond, een gelukkige greep van de Fransche Hugenooten, eene botsing met de Zwitsers, een voorval van welken aard ook, den komende nog tegenhield of terug deed keeren op zijn weg, en het bedreigde Nederland veilig de tegen den jammer, dien hij kwam aanrichten; want de volksstem — inzoover zij nog den moed had zich te uiten onder de verdrukking, waarmee zij sinds lang had te worstelen noemde deze gebeurtenis een groot onheil voor ’t gemeene Vaderland.

Het scheen niet twijfelachtig met welke bedoeling de Hertog was afgezonden. Men kende den man sinds lang uit zijne werken. Hij had Milaan bedwongen, Napels tenondergebracht, Rome zelf onder alle betuiging van eerbied tot capitulatie genoodzaakt. Men vreesde, men haatte hem reeds eer hij in Nederland iets had gedaan om dien haat te verdienen.

Een groot deel van de Edelen, die zich het meest vooropgezet hadden in den weerstand tegen de Granvelle en de despotieke maatregelen die de Koning wilde doorgezet hebben, was al bij voorbaat uitgeweken naar veiliger oord. Zulke burgers, die de oude religie openlijk den rug hadden toegewend en die de middelen hadden om elders handel of beroep voort te zetten, hadden niet geaarzeld huis en hof te verlaten en een vaderland vaarwel te zeggen, dat hun geene veiligheid meer waarborgde. Zelfs van de armsten, die niets hadden mee te dragen dan de kleeding die hen dekte, maar die binnen in zich een vurig verlangen voelden om hun God naar hunne consciëntie te dienen, zag men nu het doornige pad der ballingschap kiezen.

Hoe dichter de Spaansche veldheer naderde, hoe meer de drang om te vluchten algemeen werd; wie geen schuiten of wagens konden vinden voor hunne goederen en personen, gingen te voet en lieten de kostbaarste have in den steek; tot kreupelen en ouden van dagen toe vonden in overspannen zielsangst nog de krachten om de sterkeren te volgen; gansche dorpen liepen leeg; sommige steden raakten haast ontvolkt; en zoo de Regentes door de strengste maatregelen niet dat vlieden had gestuit, zou de Hertog den heerscherstaf hebben gezwaaid over eene woestenij: onbebouwde akkers verlaten weiden steden waar nering noch hanteering meer bloeiden, en wat er nog restte, eene gebogen, uitgebluschte bevolking die zich vaardig krommen zou onder het juk. Dan Margaretha’s voorzorgen hadden grootendeels doel