Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/285

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Welhaast kwam daar tot haar eene jonge vrouw in een eenvoudig huisgewaad, die haar welkom heette met een heusch gelaat, maar die toch na de eerste begroetingen zich wat verwonderd toonde over dit bezoek in de vroegte.

»Hoe komt ge dus uit de lucht vallen, Maria-nicht! Ik wist zoo waar niet, dat te dezer ure de witte raven vlogen!"

Maria antwoordde slechts met uit te roepen:

»Och, och! vrouw Nichte, wat droeve tijden zijn dit! Uit grooten drang van nood kome ik tot u" en zij barstte in tranen uit, die mildelijk vloeiden, nadat ze zoolang reeds met kracht weerhouden waren.

»Ja, melieve! certeyn, het zijn zware tijden, die wij beleven," hernam vrouw Geertruyd verrast en ontrust; »doch zeg, ist daarom dat gij tot me komt? Is er slecht nieuws voor die van de religie?" vroeg ze verder, nadat zij zich door omzien had verzekerd, dat de oude Bastiaan niet meer daar was.

»Ja, ’t is daarom! doch laat me wat tot mij zelve komen, eer ik spreke. Ik heb daar zooeven eene ontmoeting gehad met den nieuwen Schout, Jan van Drenkwaart; daar zijn tusschen ons vrij scherpe woorden gewisseld, en ik ben nog verbijsterd van al ’t gene hij heeft gezegd en wat hij bedektelijk heeft gedreigd. God spare hem, uitvoeren! wat mij belangt, ik zal niet versagen, en doen wat mijne hand vindt om te doen — de Heere richte tusschen hem en mij!"

»Beste Maria! uwe taal beangstigt mij zonderlinge zeer, ik, die meende, dat van Drenkwaart met de familie in goede termen stond. Korts nog hoorde ik zijne moei, Vrouwe van der Linden zeggen, dat Heer Jan met u niet kwalijk gepartuurd zou zijn."

»Niet kwalijk gepartuurd?" riep zij uit. »Ik met een man, die naar het bloed van onnoozelen dorst! die, om des Konings vriend te wezen, de godvruchtigen haat en uit huis en stad verdrijft!" riep zij met verontwaardiging, »Neen, neen! daar is eene klove tusschen ons tweeën, die ons gescheiden houdt voor eeuwig! Voormaals, ik bekenne het, was het anders… doch de vriendschap der wereld en de aardsche genegenheden hangen aan een zijden draad; die de onze samenhield, is doorgesneden en al voor lang… hij voelt het wel, al is ’t niet met woorden gezegd, ook ziet hij mij niet meer aan dan met oogen van gramschap en mistrouwen. Waarheid is:… hij is tot beiden gerechtigd, ’t is oft de