Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/311

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Kan ' t wezen, ik zou in deze woning geen vier en twintig uren meer veilig zijn?" riep hij halfluid, en toch, als zij het zegt, moet het waar zijn, zij heeft zulke berichten uit de naaste bron! Een zwaar lot voorwaar, viermaal van woning veranderen binnen drie maanden tijds! Als een gejaagd hert te vluchten voor het aanzicht mijner vervolgers! Doch mij betaamt het, de stemme der waarschuwing gehoor te geven en mijne tente op te rollen, als die mij toeroept: » trek heen!" Vreemd toch! wie ons verklikt mag hebben.....

»Marij is getrouw; maar Schout Jan is fel op zijne prooi en heeft arendsoogen om die uit te vinden. Vandaar zeker die wenk, om hier ten spoedigste alles weg te ruimen wat arg kon geven van mijn verblijf; ik ben ' t aan mijn goede gastvrouw schuldig! Maar certein nooit was dáár konstenaar in zoo jammerlijke conditie..., ik ga bij zulker manier alle geschiktheid gelijk alle occasie verliezen tot de oefening van mijn schoon handwerk, dat mij zoo treffelijk bijstaat, dit droeve, eenlijke leven vroolijkmoedig te dragen! Doch wat zwakheid is dit; zou ik opzien dit offer te brengen! Is 't niet dat Hij, die mij dit lot toeschikt, mij gestadiglijk wil doen gedenken aan mijne vreemdelingschap op aarde, en hoe dit leven eene reize is, die heenleidt naar 't Hemelsch Vaderland, naar 't rustige Vaderhuis, de woning, daar Christus mij plaatse heeft bereid? En daarom getroost mijne toebereidselen gemaakt tot een nieuwen aardschen zwerftocht. Alles dient vaardig te zijn, eer de jonkvrouw komt om mij af te halen. Overtreffelijke vrouw! trouwe Christelijke ziel als zij is, zich zelve met de bezorging van mijn logies te verledigen, en nog daartoe zich te belasten met mij derwaarts in te leiden!" — Al sprekende want de eenzame komt er toe, het vol gemet zich zelven moed in zulke oogenblikken door woorden lucht te geven ―― al sprekende dan, had de kunstenaar werkelijk al die beschikkingen gemaakt, die men hem scheen te hebben aangegeven. De kleine schilderij, het palet met zijne verven, die bestemd scheen daarop ongebruikt weg te drogen, de penseelen, de kostumes en alle verdere zaken, die tot zijn arbeid behoorden, werden in een groote schilderkist bijeengepakt; twee of drie boeken, die hier zijne gansche bibliotheek uitmaakten, werden daarnevens gelegd, met die zekere, behoedzame zorge, die bewees, dat voor hem die eenvoudige lederen banden eenigen geheimzinnigen schat omslo-