Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/327

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

macht niet van onderaardschen oorsprong is, en daar heksenkonst of duivelskonstenarij onder speelt!"

»Zijt des geruste, Achtbare Heer! ik schuwe Satan en de booze geestenwereld niet minder dan gij, en alschoon in mijne moedertaal bid ik getrouwelijk het Vader ons...."

»Ik hoop, dat het u bate moge!" viel van Drenkwaart in, de schouders ophalende.

»En daarbij, zoo ik u vervoeren wilde, zou ik u door macht van fraaie beloften willen winnen; in stede van dien, kon weleens mijne straffe weigering...."

»Ge hebt gelijk, door goeden wil verlokt ge mij niet; en toch, een weinigje van dien moet ge mij toonen, zal ik anderszins niet als uw heftige vijand scheiden; want mijne begeerte naar een werkstuk van uw penseel is tot felle brand van passie opgevoerd door uw wederstand. Zeg dan zelf wat ge mij geven wilt."

»Luister, Heer!" hernam Woutersz., »ik zou wel iets weten..., maar ik heb wat schroom het u voor te leggen. Nog voordat ik gedwongen was als een voortvluchtige uit mijn huis te vlieden, had ik eene schets ontworpen, die 't mij een groot soulaes zou zijn vóór mijn dood te mogen schilderen, en u als aandenken na te laten; alleen ' t is een onderwerp uit de Joodsche Geschiedenis...."

»Dat kan wel gaan, dunkt me. Koning David blijkt geen ketter, sinds de Kerk zijne Psalmen in gebruik heeft gehouden."

»Zijn zoon Salomo is 't, wien ik had willen voorstellen."

»De groote Koning Salomo, in al zijn pracht en luister op den troon zittende...."

»En recht doende; zijn eerste recht; een Koning, die wijsheid heeft gevraagd van God, als de uitnemendste gave, en die al aanstonds blijken geeft, dat zijne bede werd verhoord."

»Maar dat kan een wonderheerlijk konstgewrocht worden!" riep de Schout in verrukking. » Eene vraag: ge vertoont ons zeker de oneerlijke vrouwen en hare zogelingen?"

»Zoo was mijn voornemen; doch ik vreeze de uitvoerigheid, de zwarigheid van gewaden en wat dies meer zij ……"

»Niets daarvan zal u ontbreken; wat ge aanvraagt, zal u geworden."

»Het allereerst mijne schilderkist..., mijne eigene?" vroeg van Cuyck in zekere spanning.