Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/328

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Gansch gewis! Het is me bewust, hoe konstenaars zekere eigenheden hebben, en aan sommige noodwendigheden zijn verslaafd, daarin men niet kan veranderen, zelfs niet ter verbetering, zonder dat ze klagen van gemis en verstoring..., die kist zal uit uw logies worden gehaald en hierheen gebracht in alle zorgvuldigheid."

Van Cuyck hief de oogen ten Hemel met zwijgenden dank, en met eene uitdrukking van blijdschap, die den Schout wellicht verwonderd zou hebben, want die toestemming scheen niet zoo beduidend, zoo hij bij het vallende schemerlicht, in den vrij somberen kerker, dien blik nog had kunnen onderscheiden.

»Best, nog een bezwaar: de schilderij is op groote schaal aangelegd; reden, waarom ik haar niet heb kunnen voortzetten in de dagen mijner omzwerving: zij vraagt veel ruste en vordert ongemeen veel tijd."

»Ik zal zorgen, dat men u beide laat."

»Maar zal het geen schijn hebben, oft ik op zulker maniere mijn leven wilde rekken?"

»Welnu! daarmede zoudt ge nietwes doen, dan hetgeen men van u begeert! Die tijd wint, heeft veel gewonnen, en wie weet wat voordeel men wederom trekken kan van deze winst?"

»Gij zegt dat op eene wijze. Heer Schout, alsof werkelijk mijne uitredding uw wensch ware," hernam van Cuyck verrast. De Schout glimlachte en knikte met het hoofd.

»En dat treft me zonderling zeer, na de bijstere scherpheid van uwe voorgaande vervolging, en na den heftigen ijver, dien ge hebt getoond om mij in boeien te klinken."

»Wat zal ik u zeggen. Ik kende u toen niet van persoon; en juist de reverentie, die ik voelde voor den naam van den roemruchtigen konstenaar, maakte mij diens dolingen nog meer hatelijk! Dus jammer ik het vond, dat ze bij een zoodanigen post hadden gevat; dat ik u en hen al t' zamen verfoeide, en wenschte niets liever, dan u door een haastigen dood van de aarde te verdelgen, dat daarmede die ergernis voor mij uit had: doch wat gebeurd.... Bij uwe gevangenneming zag ik u kalm en onversaagd kerker en foltering te gemoet gaan, die ge door eene tijdige noodleugen nog hadt kunnen mijden; dit trof mijn harte, en ik voelde voor u opleven eene wondre toegenegenheid met eerbiedenis doormengd. Voeg hierbij nu den vierigen wensch, dien ik heb naar eenig konstgewrocht van uwe hand, en het zal