Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/329

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

u niet vreemd schijnen, zoo ik er op peis hoe u respijt te geven.... Er worden nieuwe orders uit Spanje gewacht aan 't Hof te Brussel; misschien linderen ze de strafheid der ordonnantiën, en wie weet of gij niet een van de eersten zult zijn, die daaraf het profijt geniet...."

»Dat gij het wenscht, Achtbre Heer! dwingt me tot dankbaarheid t' uwaarts; alleen, hoe zullen de andere Heeren van de Magistraat dit nemen?"

»Ze hebben er vrede mee, wees er zeker af. Van Beveren heeft stout en sterk voor u gesproken in den Raad en men is 't eens geworden, het beslissend verhoor zoolang te verschuiven als doenlijk is, en vorders de oogen te luiken voor 't geen er staande uwe gevangenschap u ter verlichting geschiedt."

Alles wat de Schout Jan van Drenkwaart hier sprak, was waar; maar de geheele waarheid zeide hij niet. Hij vermeed te zeggen, dat de inhechtenisneming van Jan Woutersz. van Cuyck, zoo ras zij ruchtbaar werd, niet enkel de levendigste deelneming had verwekt bij de inwoners van Dordrecht, maar zelfs eene hooggaande verontwaardiging, die zich bij de lagere volksklasse door luid gemor had geuit. De vrome kunstenaar was door al zijn medeburgers bemind en geëerbiedigd; wie zijne talenten niet konden waardeeren, hadden achting voor den goeden zoon, den trouwen echtgenoot, of eerden in hem den vriend, den weldoener, wien, men niets kon verwijten, dan dat hij zijne eigene begrippen had in geloofszaken. Ook waren Roomschen en Onroomschen het ditmaal eens in hunne afkeuring over de handelwijze van den Schout, dat hij den verdienstelijken stadgenoot als een misdadiger geboeid over de straten had heengeleid, en een groot deel der Regeering, de bloedige strafoefeningen moede, die zij gedwongen waren op hunne medeburgers toe te passen, hadden van die stemming onder het volk gebruik gemaakt om de andere partij in den Raad over te halen tot die verschooning jegens den algemeen beminden man, waarvan de Schout zich nu de grootste eere toedichtte, gelijk hij er het grootste voordeel van wachtte. Wat hij echter van zijne gewaarwordingen had uitgesproken, was volkomen juist. Hij had zich om velerlei redenen met ruwe blijdschap verheugd, toen hij na eene langdurige vervolging eindigde met van Cuyck als gevangene weg te voeren! En hij meende het deze eens recht te doen gevoelen, hoe grooten afschuw hij had