Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vaste vertrouwen op de onschendbaarheid van een persoonaadje als hij zich achtte, in de Nederlanden mets van den Generalissimus meende te duchten te hebben, dan alleen hetgeen hij zich voorstelde te ontveinzen, al vervulde het hem met wrok en verbittering, dat deze de plaats kwam innemen, die hij na de luisterrijke ontvangst in Spanje zich zelven had toegedacht! Maar hij zou die teleurstelling lijdzaam dragen en zijn trots buigen voor den wil des Konings, die nu eenmaal goedgevonden had zijn Spaanschen gunsteling drie voeten hooger te zetten dan den ganschen Nederlandschen adel. Hij zou dezen een goed gelaat toonen en de armen voor hem uitbreiden, al ware het ook dat daar binnen in ’t harte de wortel van bitterheid niet even vlijtig werd uitgeroeid. Het was een blijk van trouwe en loyauteit dat hij meende te moeten geven, en waarmee hij waande al de lichte grieven te niet gedaan te hebben, die de Spaansche monarch nog tegen hem hebben kon.

Droeve verblinding! Hoe kon hij vergeten dat de held van Mühlberg persoonlijk eene onverzoenlijke grief had gevat tegen den overwinnaar bij St. Quentin, en hoe geneigd deze moest zijn, schuld in hem te zoeken, hoe licht het dezen zou vallen, bij hem te vinden wat hij zocht.

Een gloed van toorn lichtte uit Alba’s oog, toen hij den roekelooze zag naderen, die in den ijdelen waan verkeerde, dat hij zich nog in de uiterste ure door een vertoon van eerbied zou kunnen veiligen tegen het onweer dat zich boven zijn hoofd had saamgepakt. Meer geëgerd dan gevleid door het verwaten zelfvertrouwen van zijne tegenpartij, kon hij zich niet onthouden iets van die verbittering lucht te geven. Zich naar zijn gevolg keerende, en met de uitgestrekte hand naar den stouten ruiter wijzende, die den schitterenden stoet welke hem vergezelde, als aanvoerder voorging, sprak hij met luide stem, met vonkelenden blik, terwijl zijne koude strakke trekken eene onbeschrijfelijke uitdrukking van haat en minachting aannamen: »Ziedaar den voornaamsten ketter!”

Alba wist wel dat Egmond even goed katholiek was als hij zelf, maar hij wist ook in welken zin deze benaming door zijne Spaansche volgelingen zou worden verstaan; ketter of rebel, het was al een, en hij wilde de zijnen gewaarschuwd hebben met welke oogen zij den kloeken vorstelijken edelman moesten zien,