Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die licht door zijn doorluchten naam, zijn roem van dapperheid en krijgsbeleid, edelmoedigheid en innemende manieren, hunne genegenheid zou kunnen winnen, zoo men er niet op voorzag. Als eene huivering van ontzetting overviel menig Spaansch edelman bij die aanduiding van den meester. Zij wisten maar al te goed wat die te beteekenen had, en terwijl sommigen werkelijk den afschuw voelden dien de Hertog hun had willen inboezemen, rees er bij anderen een gevoel van innig medelijden op met den ridderlijken edelman, die in zoo goed vertrouwen en met zooveel zorgeloosheid zijn doodsvijand tegemoetging. Er zijn geschiedschrijvers die beweren dat Egmond deze aanduiding heeft kunnen verstaan. Zoo dit juist is, moet zij hem zonderling onaangenaam in de ooren hebben geklonken, tenzij de overweging dat de aanval te ruw en te onhandig was om ernst te zijn, hem heeft gerustgesteld. Alba zelf voelde dat hij eene onvoorzichtigheid had begaan en dat hij zich bedwingen moest, zou hij den argelooze niet ten ontijde verdenking doen vatten. Hij beheerschte zich nu beter; de officiëele begroetingen werden gewisseld, de kostbare geschenken met welgevallen aangenomen; als getroffen door zooveel hartelijkheid, sloeg hij den arm om den hals van den Graaf en stelde hem voor, gezamenlijk den tocht te vervolgen. Dus bleven zij een tijdlang naast elkander voortrijden, als tweelingbroeders die de vreugde van het weerzien door de teederste liefkoozingen wenschen uit te drukken.

Wat Alba’s gevolg moet gedacht hebben bij deze handelwijze van hun meester, trachten wij niet te onderzoeken; het gezelschap dat Egmond vergezelde was er door verblijd en gerustgesteld, niet minder dan Egmond zelf, die zich overtuigd hield dat hij zijn doel bereikt had, en dat de onrustwekkende voorspellingen waarmee men hem vervolgd had bij de komst des Hertogs, niet waren dan inbeeldingen van verhitte gemoederen en beangste consciëntiën. De zijne was gerust: de Koning moest overtuigd zijn van zijne onwankelbare trouwe, de Hertog zou zijn vriend worden. Had deze hem niet als met broederlijke innigheid omhelsd, ten overstaan van beider volgelingen?

»Ja! dat had Alba gedaan, maar deze wint niet in onze achting dat hij dit op zich zelven verkreeg. Want dat het eene overwinning was op den haat die er in zijn binnenste gloeide, bewijst reeds een gezegde dat hem in den loop van dat samenzijn ontsnapte.