Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/369

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Onze lezers hebben in de voorafgaande novellen de van Beverens en Johan Woutersz. van Cuyck, dien man zijne loopbaan zien aanvangen en voortzetten, wij hopen dat men ook eenig belang zal stellen in zijn einde, Wij hebben vroeger meer zijne uiterlijke daden vermeld, wij zullen hem nu wat dieper in de ziel trachten te zien. Daarvoor is het echter noodig dat wij ook een weinig den loop van zijn leven volgen, sinds hij gedwongen was van zijn schoutambt afstand te doen en Dordrecht te verlaten, niets met zich voerende dan zijne draagbare fortuin en de volle zwaarte van den vloek zijner medeburgers en van allen, in wier midden hij had geleefd.

Andere leden van den afgetreden magistraat waren in Dordrecht gebleven, en hij had het ook kunnen doen; de nieuwe regeering zou het zich tot plicht geacht hebben hare voormalige ambtgenooten te beschermen tegen de gevaren van den volkshaat, maar dat wilde van Drenkwaart niet; het zou den schijn gehad hebben of hij berustte in den nieuw en stand van zaken, en daartoe had hij voorwaar den Koning van Spanje niet gediend tegen zijne medeburgers, om nu den schijn te dragen van met hunne rebellie in te stemmen. Hoe! hij, die zijn hart had toegeschroefd, zijn teederst gevoel had gesmoord, zijn geweten nooit stem had willen geven bij hetgeen hij zijne ambtsplichten noemde om te beter naar de bevelen des Konings te kunnen luisteren — hij zou nu het eenige loon in de waagschaal stellen, dat hij op al die groote en zeldzame diensten kon wachten, van Philips II, door zich als een stil en tevreden burger te voegen naar de nieuwe orde van zaken? Neen, veeleer vluchtte hij weg uit zijne geboortestad, met achterlating van zijne bezittingen — dit spel zou toch niet lang duren, (oordeelde hij) door de macht van zulk een groot Koning als de zijne — zou hij welras weer hersteld worden in zijn vorig gezag, uitgebreider macht in zijne hand worden gegeven, en wie weet welke eeretitels hem opgedragen…"

Zoo week hij voorloopig naar Utrecht, door den dwang van een sterk kasteel en de ingelegerde Spaansche troepen, onder Alba’s heerschappij gebleven. Maar welhaast bleek het hem dat het spel al te goed stond, om zoo ras verloren te worden, en dat het getal der spelers toenam, ondanks alles wat er gedreigd en gedaan werd om hen af te schrikken. Toen zag hij in, dat hij