Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/373

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En zoo diep was van Drenkwaart toen nog niet gezonken; hij kon dit alles toen nog zien zooals het was, hij kon nog recht van onrecht scheiden! Ook rilde hij van ontzetting over hetgeen hij om zich zag, en in den twijfel, waar dit hem zou heenvoeren, sloeg hij een blik op zich zelven, en ontwaarde, dat hij wel een getrouwen volijverig dienaar was van den Koning van Spanje, dat hij voor dien dienst wel alles had kunnen. verlaten, wat hem voormaals lief en waard was geweest, maar — dat hij nog Hollander was gebleven in ’t harte, en dat de verbittering zelve, die zijne wonden openhield en verlevendigde, nog een bewijs te meer was, dat hij de liefde voor zijn land, voor zijne geboortestad, niet had kunnen uitwerpen als een onnutten ballast; dat de oorzaak dier gehechtheid niet was weg te nemen door vervreemding of door scheiding, omdat ze lag in zijn bloed, en dat hij zich den polsader des levens zou moeten afsnijden om op te houden door die liefde te lijden. Vooruitzicht van eene levenslange marteling, dat zich werkelijk bij hem verwezenlijkte.

Eens op den weg van zelfonderzoek, deed hij nog eene ontdekking, die hem ijzing aanjoeg. Hetgeen hij hier zag, deed hem nadenken over hetgeen hij zelf te Dordrecht had gepleegd, en in plaats dat het schreeuwend geweld, waarvan hij getuige was, hem gerust stelde over zijn eigen verleden, kwam de twijfel in hem op of dat wel eene goede zaak was geweest, die hij met zulken ijver had voorgestaan? of het althans niet zijn plicht ware geweest, als Hollander aan de zijde der Hollanders te blijven, of zich onzijdig te houden. Een gemoedelijk dweper zou zich over alles hebben heengezet met de gedachte, dat het ter eere Gods en ten dienste der Kerk was verricht; maar hij was geen godsdienstijveraar van deze soort. Hij had uit alle macht geijverd tegen de afvalligen der Kerk, hij had de geestelijkheid voorgestaan, gehoorzaamd en geëerbiedigd, zoowel uit vreeze voor haar invloed, als omdat zij eene macht was die samenhing met de Koninklijke, omdat die beide te zamen hoorden, en dat men de eene niet verachten kon zonder de andere te wederstaan; maar zijne begrippen van geestelijke zaken waren zoowel onvast als onzuiver, en hij had in zijn leven ervaringen gemaakt die ze diep hadden geschokt. Hij was nu gekomen op de grenslijn, waar het wankelend geloof zich ten halve omwendt naar het ongeloof, of om zich grijpt naar den steun, dien het bijgeloof biedt. Zijn