Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/372

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

het hem een blik van een Vlaamsch edelman, die met uiterlijke trouw, doch met een bloedend harte, zijn schoon vaderland zag vertreden door Spaansche krijgsbenden; ginds, een ernstig hoofdschudden van een achtbaar rechtsgeleerde als Elbertus Leoninus, die de zijde van den Koning alleen daarom nog niet had verlaten, omdat hij er de gelegenheid zag, de zwakke partij nutte diensten te doen; somwijlen zelfs zijn eigen ontzet terugbeven van de daden, die onder zijn oog werden volbracht, waartoe hij als dienaar des Konings zijne medewerking moest geven. Te Dordrecht zeker was hij van strenge en bloedige straffen de uitvoerder geweest, maar daar waren toch zekere vormen van recht en billijkheid, die hij niet had overschreden. Over ’t algemeen had hij gestraft, wat hij oordeelde kwaad te zijn — de weg tot terugkeer was niet door hem gesloten, en de verzachting der straffe was er opgevolgd waar ze plaats had; onschuldigen aan de bestaande grieven waren niet door hem getroffen, en hij had zelfs zekere bewijzen noodig geacht, eer hij tot inkerkeren van medeburgers vrijheid vond. Met één woord: te Dordrecht was er met onbarmhartige strengheid recht geoefend tegen ieder, die men ketters en rebellen noemde.

Hier te Brussel was het nog anders: hier werd bloed vergoten dag op dag, en onmenschelijke wreedheid gepleegd, zonder dat men omzag naar recht of schuld; hier werd de onschuld vermoord op een los vermoeden, op eene onbewezen aanklacht; hier werden Katholieke onderdanen des Konings naar het schavot gesleept, omdat ze in betrekking stonden tot andere schuldigen, omdat ze hunne naaste verwanten niet hadden aangeklaagd, omdat ze medelijden hadden getoond met de veroordeelden! Hier zag hij rijken hun rijkdom tot schuld maken, omdat hunne schatten de hebzucht van een Vargas hadden gaande gemaakt; of de schoonheid tot slachtoffer gekozen, omdat ze diens wellust voldoening had geweigerd. Van hieruit zag hij bevelen afvaardigen om gansche bevolkingen uit te moorden, of prijs te geven aan de willekeur van soldaten, in beulen verkeerd. In één woord, hij zag datgene verrichten wat vreemden zich veroorloven in een veroverd land, dat tegen zijne geweldenaars in opstand is, maar wat een wilgeloren Hollander, een Dordrechtsch burger kwetsen moest als eene schennis van de heiligste rechten, waar hij het zag plegen tegen zijne eigene landgenooten, en waarmede hij niet kon instemmen, tenzij hij alles had afgeschud, wat eer en menschelijkheid kan genoemd worden.