Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/371

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

land onder omstandigheden, als die hem hadden verdreven, dan gaat men niet kalm van daar, overwegende wat men verliest, overwegende wat men zal vinden; maar de volle mate van spijt, de heftige gloed des toorns, het driftig verlangen naar wrake vervullen zoo gansch de ziel, dat zij niets voelt dan de prikkels van den afkeer en den haat, en dat zij geen gevoel houdt voor de smarten der scheiding. Dus was het van Drenkwaart gegaan, en daarom had hij zich los geacht van zijn vaderland, en om er zich gansch vreemd aan te vinden, achtte hij niets meer noodig, dan het stof van zijne voeten te schudden, en van de ergernissen het hoofd af te wenden; maar hetgeen hij voor vervreemding had gehouden, was niets dan verbittering, te heftiger juist, naarmate het verlorene hem te inniger aan het harte ging. Die verbittering prikkelde hem, om met rustelooze spanning alles na te oogen wat er voorviel in Holland, in zijne vaderstad. Die verbittering steeg, toen hij de lijst der nieuwe regenten in handen kreeg. Cornelis van Beveren, Burgemeester en verklaard Calvinist, het eerste kind, dat openlijk Hervormd gedoopt zoude worden, ten doop heffende onder de dankbare toejuiching van ’t verzamelde volk; de jonge Muijs van Holy, een voormalige speelmakker, zijn opvolger in ’t schoutambt; zijn prachtig vaderlijk huis ten dienste gesteld van Dordrechts nieuwen bondgenoot, den woesten Graaf de la Marck. Van uit dat huis de bevelen gegeven tot schending dier zelfde rechten en belangen, door hem zelven zoo ijverig, zoo ten koste van alles bewaakt! Ballingen, door zijne vervolging de stad uitgedreven, zegevierend huiswaarts keerende, nu hij zelf balling was uitgestooten! de liefste zijner jeugd, niet dan met zware zelfoverwinning buiten zijn hart gedrongen, de hand reikende aan een der opgeschrevenen op zijne bloedrol, en ten laatste Dordrecht gekozen tot de vergaderplaats dier Algemeene Staten, die met stoute verachteloozing van Alba’s verdaging niet te ’s Hage wilden verschijnen, maar eigenwillig samentroffen in eene stad, die zich aan des landvoogds heerschappij had onttrokken. Om aan de kwelling dier rustelooze nieuwsgierigheid te ontgaan, trachtte van Drenkwaart het oog te vestigen op ’t geen hem omgaf. Hij zag, dat hij alles had bereikt, waarnaar zijne driftigste begeerten, zijn eerzuchtigst verlangen zich had uitgestrekt, en toch, met huivering ontwaarde hij het, het liet hem nu onvoldaan. Hij voelde zich vreemd in zijne omgeving, hij paste niet in zijne lijst. Hier zeide