Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zij had er zich kras en openlijk tegen verzet in hare brieven aan den Koning. Hoevele en hoe schelle noodkreten zij ook geslaakt had over den slechten geest van het volk, den wederstand van den adel en over de driestheid waarmee de ketterij het hoofd opstak, de onnoemelijke lasten en bezwaren van het regent, schap in een land waar zooveel verdeeldheden heerschten, waar men ’t alleen eens was als het er op aankwam de Gouvernante, den voet dwars te zetten — niet zoo haast was het besluit des Konings haar ter oore gekomen om haar in dat alles bij te staan door den Hertog van Alba naar de Nederlanden te zenden, of zij veranderde van toon en sprake. De onlusten waren gestild, meldde zij nu, de adel was handelbaar, van ketterij was nauwelijks meer gewag. Zij had die onderdrukt, zoo niet uitgeroeid, door de strenge en doeltreffende maatregelen; de Geuzenkerken waren omgeworpen, en van de balken en binten had men galgen gemaakt om er de ketters aan op te hangen; de Koning kon gerust zijn; de zaken in de Provinciën waren nu op zulk een voet gebracht, dat Zijne Majesteit met voegzaamheid derwaarts over kon komen, zooals sinds lang Zijner Majesteits voornemen was, althans zijne stellige belofte aan haar.

De vorstelijke oogen zouden nu zeker niet gekwetst worden door ’t aanschouwen van iets dat krenken of ergeren kon. Alles wat er vroeger voor strafbaars en betreurenswaardigs was voorgevallen was nu als te niet gedaan, en, bleef de komst des Konings altijd wenschelijk om den goedgezinden moed in te boezemen en de boozen af te schrikken, niets dan deze was er dan ook verder noodig om de schoone Nederlandsche gewesten volkomen tot rust te brengen en alle verdeeldheden te effenen. Des Konings overkomst zou daartoe meer doen, schreef zij elders, dan een groot leger; dit volk had zijne vorsten lief, en het aanschouwen van des Konings aangezicht zou meer helpen dan alle strafgerichten en dwangbevelen, om den band tusschen Vorst en onderdanen te vernieuwen en te versterken. (Of Filips nu juist de rechte persoonlijkheid was om zulk een wonder te werken, betwijfelen wij — de Hertogin scheen het te gelooven). Maar! zij voegde er toch bij, dat, zoo de zaken in Spanje nog altijd ’s Konings tegenwoordigheid eischten, en de reis moest uitgesteld worden, dat het dan volstrekt onnoodig was, ja, niet dan hoogst schadelijk kon zijn, zoo de Herlog van Alba werd ge-