Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/386

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE HAARLEMSCHE ARRIA.




Op een helderen October-morgen van het jaar 1573 stak een licht open vaartuig te Haarlem van wal, en gleed langzaam het Spaarne af, ten aanzien eener krioelende menigte en van een gedeelte der Spaansche krijgsmacht, die er sinds de bemachtiging der stad in bezetting lag. De laatste was zeker daar, om mogelijke uitbarsting van geestdrift der eerste te voorkomen; want hoewel in de macht van Spanje teruggevallen, en tot verpletterens toegedrukt onder de stalen vuist des overwinnaars, was de vaderlandsche zin toch niet dus uitgebluscht in Haarlems burgerij, of de persoon, die daar afvoer, en het doel zijner zending wekten bij de meesten hunner de levendigste sympathie: — en niemand zal die voorliefde en die belangstelling vreemd vinden, als wij gezegd hebben, dat die man niemand anders was dan Pieter Kies, voormaals burgemeester van Haarlem; en dat hij, hoewel krijgsgevangene der Spanjaarden, nu op zijne trouw ontslagen was, om eene reize naar Amsterdam te doen, met het doel om over de uitwisseling van krijgsgevangenen te onderhandelen met Verdugo; want na het verlies van den slag op de Zuiderzee, waren, er menigte van voorname Spanjaarden in handen van de HoIlandsche partij, en hunne familiën, vooral die des Graven van Bossu, drongen sterk aan op hunne bevrijding bij den Hertog van Alba. Zoo kwam het ter sprake, dat men voorname Haarlemsche burgers, die in hechtenis zaten sinds de verovering dier stad, en bij wier vrijheid de Prinsgezinden het grootste belang hadden, zoude voorstellen tot losprijs van de Spaansche edelen: en om die zaak te beter door te zetten en tot zekerheid te brengen,. hadden beide partijen burgemeester Kies tot onderhandelaar gekozen.