Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/388

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

spanning, die er heerschte in de gemoederen onder alle rangen, — bij de vreeselijke bewijzen van onderlingen haat en afkeer, die de beide partijen nog korts tegen elkander hadden gegeven, was het voor de tegenwoordige meesters zelf geene zaak, de vonke van twist te laten ontgloeien, waar zooveel licht ontvlambare brandstoffe te zamen was. Niemand was zeker, aan welke zijde de overwinning zou blijven, als eenmaal de hydra van volkswoede hare kaken had opengesperd. Het gedrukt en veelbeteekenend zwijgen van de joelende menigte, in wier hoofden en gemoederen toch zoo heftige driften woelden, had toch iets akeligs, dat niet tot vroolijkheid kon stemmen, zelfs niet bij de helder blauwe lucht, waar de scherpe herfstzon doorheen boorde om hare liefelijke stralen te werpen op het water en over de donkere volksmassa. Iets van de terugwerking dier angstige beklemdheid vond er plaats bij iemand, die zich mede in het vaartuig bevond; want Burgemeester Kies was er niet alleen: behalve het noodige bootsvolk had hij nog een deelgenoot op zijn tocht, deelgenoot reeds van menigen zwaren stond in zijn leven, deelgenoot reeds van zijne geheele levensreize sinds vele jaren: zijne vrouw, in één woord. Zij had het begeerd, hem op die reis te vergezellen, en, was het niet gansch in zijn geest zich vergezeld te zien door eene, wier tegenwoordigheid hem belemmering kon zijn, of bekommering en zorge geven, na zoo menige proeve van aanklevende trouwe als die vrouw hem gegeven had, zou het hardheid geweest zijn haar dien wensch te ontzeggen; en Burgemeester Kies was forsch tegenover zijn vijand, maar niet hard tegenover zijne vrouw: »Car les coeurs de lion sont les vrais coeurs de père" en dus ook van den echtgenoot, en zoo weigerde hij der zwakke niet den wensch der trouwe, zich ook ditmaal met hem aan te sluiten, al zou haar bijzijn van hem wellicht eenige zelfverloochening vergen, of hem eene hinderpaal meer te overwinnen geven. Maar wat zeiden wij »de zwakke," — de vrouwe van Burgemeester Kies was niet zwak; geene vrouw is het, als zij waarachtig liefheeft en plicht jegens den geliefde haar tot sterkte dwingt; maar deze vrouw had de bezieling en den drang van het oogenblik niet eenmaal noodig, om zich sterk te toonen: zij was het — het was eene eigenschap van haar grootsch karakter — het was eene eigenschap van hare edele en reine ziel. Zij was eene sterke vrouw, de sterke en verstandige vrouw, die Salomo prijst