Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/412

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De familie van zijn gastheer, van diens huisvrouw af tot de kinderen en dienstboden toe, hadden zich op zijn weg geplaatst en smeekten onder tranen dat hij hen toch niet aan de uiterste ellende wilde ten prooi geven. En toen hij zich aan dien drang had ontworsteld, en binnentrad bij zijne gemalin, vond hij deze niet meer in die kalme moedige stemming, die zij door groote kracht van zelfverloochening had weten aan te nemen, maar afgetobt, uitgeput en in zenuwachtige overspanning, waarin zij hem nu eens toesprak als bezield door bovenaardschen moed; dan weer nederzonk tot eene weekheid, die haar deed uitbarsten in een hartstochtelijk schreien, dat pijnlijk was om aan te zien. Het lijden eener andere had dus ontzenuwend op haar gewerkt. De jeugdige nicht van den Raadsheer, Juffer Catelijne, was met haar. Een dier teere, schuchtere, vreesachtige wezens, wier verbeelding sterker is dan haar hoofd, die zich door indrukken laten beheerschen zonder dat zij het willen, door alles getroffen, voor alles sidderend, en meest voor ’t gevaar, dat zij wachten zonder het te kennen. Catelijne was de lieveling der beide echtgenooten. Mevrouw van Hemert had behoefte aan gezelschap in de lange uren van afwezendheid haars gemaals, en zij vond onder Grave’s jonkvrouwen geen zachter en minnelijker dan deze. En van Hemert zelf voelde zich tot haar aangetrokken, niet juist door hare schoonheid, maar door die roerende bevalligheid, waarop het oog zich niet vestigen kon, zonder bewogen te worden; door eene van die onverklaarbare gewaarwordingen, te meer gevaarlijk naarmate ze meer onbestemd zijn en nevelachtig, die dieper ingrijpen. dan men zelf weet, en vooral dan men zelf wil, en wier onweerstandelijke macht men eerst dan gewaar wordt, als men er tegen, kampen wil en moet. Van Hemert begreep het nu eerst, toen hij de arme Catelijne zag nedergebukt aan de voeten zijner gemalin, deze met de treffendste woorden smeekende, om den Heer van Hemert te bewegen haar en hare stadgenooten toch niet in dien uitersten nood te brengen van overgeleverd te worden aan den moedwil der Spaansche soldaten.

En de opgewekte verbeelding van het meisje schilderde haar in sterke, maar niet onware trekken, hetgeen er gebeuren kon als de stad tot het uiterste werd verdedigd en eerst dan overrompeld. Het woord Spanjaard alleen had het arme kind voorheen