Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/414

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

handeling bericht kreeg van die naderende hulp, onder strenge waarschuwing van den Graaf toch de stad te houden, was hij te ver gegaan om terug te treden, was hij ook niet meer meester van zich zelven en van zijne daden. De stad ging aan den vijand over in ’t laatst van Mei (of in ’t begin van Juni), maar altijd op het oogenblik zelf dat Leycester de beste maatregelen had genomen tot haar ontzet. Hoe noodlottig dit verlies terugwerkte op de verdere krijgsverrichtingen der Staatsche en Engelsche troepen, is elders uiteengezet. Als men weet, boette van Hemert den zware schuld tegen den krijgsmansplicht met den dood — billijke straf voor den ontrouwen bevelhebber, in wien wij toch den menschelijken mensch moeten liefhebben, al betreuren wij zijne zwakheid. Men herinnert zich welk eene som van haat de billijke strengheid bracht over het hoofd van Leycester zelf, die hem niet wilde en niet konde sparen, omdat er een voorbeeld moest gesteld worden; hoewel het veellicht voorzichtige staatkunde ware geweest, den ganschen Gelderschen adel aan zich te verplichten, door een hunner edelste en geliefdste zonen te sparen; — maar dan had de Graaf weer mogen vreezen voor het verdubbeld wantrouwen van ’t volk, en het verwijt dat hij aanzienlijke schuldigen spaarde. Want dat hij schuldig was, loochende de Baron zelf niet, en werd onvermijdelijk bevestigd door de verklaring van allen, die hem omringd hadden. Mevrouw van Hemert wist Catelijne te bewegen om met haar te vluchten, ten einde ondervragingen te ontgaan, die haar echtgenoot slechts konden bezwaren. Denys, de eenige die tot op het laatste toe standvastig was gebleven, hield vol, dat zijn Overste zich niet zou vervoegd hebben bij de flauwhartige meerderheid, zoo de Joffer, die hij diens »liefje" noemde, hem daartoe niet had verleid: — de arme boette die ongelukkige zegepraal even duur als hij, op wien zij die had behaald. Zij had niet als de Vrouwe van Hemert de kracht om den geliefden doode te overleven, en naar wrake te trachten.

Du Ban en Coeboekum deelden billijk in het lot van hem, aan wiens schuld zij zooveel deel hadden. Hopman Denys alleen bewees zijne onschuld en werd vrijgesproken.


1856.