Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/416

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Goed dat ik u tref, vriend Cornelis; ik kom van uw huis.”

»Ik ga derwaarts, Gerrit Pietersz.! wil mij verzeIlen, zoo ’t u gelust den avond met mij door te brengen!”

»Volgaarne als altijd!” Beide jongelieden sloegen den hoek om naar een zijweg, en gaven elkander den arm met broederlijke gemeenzaamheid. En werkelijk zij waren als broeders, hoewel het meest naar de ziel. Hij, die als Gerrit Pietersz. werd aangesproken, was zwakker van voorkomen, en had iets mats, iets kwijnends in de houding en op het bleeke gelaat, dat wat al te veel aanklacht was tegen de overspanning van den rusteloozen weetlust en getuigde van meer nachten in vermoeiende onderzoekingen, doorgewaakt, dan het fijn bewerktuigd lichaamsgestel zonder schade kon doorstaan. Zijne trekken waren fijner, maar zachter dan die van Drebbel; zijne oogen, klein en diepliggend; zij stonden reeds een weinig dof, maar zij waren gitzwart, doordringend scherp en fonkelden bij wijle met onnatuurlijken glans.

En niet vreemd, dat dit lichaam geleden had onder de inspanning, die de ziel er van eischte. Wat opvoeding en gelegenheid hadden gedaan voor de vorming van Drebbel, al zette hij zelf daarop later het merk zijner eigendommelijkheid, dat had Pieter Cornelisz. Schagen voor zich zelven moeten doen, zonder behulp van die beide. Maar dit had hem niet belet, in een tijd toen wetenschap en kennis nog gansch geen algemeen goed waren, zijne tien talen te leeren kennen en het meesterschap te verkrijgen in de zeven vrije kunsten. Het al, als men denken kan, ten koste van ongeloofelijke vlijt en volharding, en ook een weinig ten koste van zijne gezondheid. Sinds langen tijd echter was hij uit zijne geboorteplaats Schagen naar Alkmaar gekomen, en het verkeer met de mannen van vernuft en geleerdheid, die toenmaals in die stad zich samenvonden, en bovenal de vriendschap en de gemeenzame omgang met Drebbel waren hem voor vroegere ontberingen van dien aard de grootste en volledigste schadeloosstelling geworden.

Maar wij moeten hen eens even beluisteren.

»Gij waart dan bij Mr. Bardesius?” vroeg Gerrit Pietersz.

»Ja, ik bracht hem mijn afscheidsbezoek.”

»Een afscheidsbezoek! Gij blijft dan altijd bij het wreede ontwerp van die reize,” hernam Gerrit Pietersz. op zijn eigenaardigen toon.