Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/417

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Eilieve, uit wat oorzaak zoude ik daar afzien?”

»Uit vriendschap voor mij, Cornelis! die het leven maar ten halve zal smaken na uw vertrek.”

»Zoo geef gehoor aan mijne smeeking van vroeger en verzel mij.”

»Dat ik u verzellen zoude naar ’t verre Engeland, en waarom?”

»Wel ter wille van diezelfde vriendschap, waarmede gij mij tot blijven dwingt,” hervatte Dlrebbel met een opgeruimden, doch schalken lach.

»Hoe noode mij ’t scheiden vallen moet van u, daartoe kan ik niet besluiten.”

»Maar wat toch zoudt gij dan hier verliezen, wat gij te Londen niet terugvinden zoudt? Zoo groote overeenstemming hebt gij wel niet met de heeren van de latijnsche schole, of de conversatie met de uitnemende mannen van de Oxfordsche school en de geleerden en godkundigen die Koning Jacobus om zijn persoon verzamelt, zullen u het gemis vergoeden… En wat wondre en curieuse zaken wij aanschouwen zullen en te zamen bezien… en hoe mij dat goed zoude wezen alles met u te deelen.”

»En mij dan!” hernam de ander; »maar wat zal ik zeggen… is ’t opzien tegen de verre reize en de vreemde luiden, lichaamszwakheid, die mij het scheiden van u kiezen doet boven zoo profijtelijk samenzijn, of wel, rust die ik ruilen ging voor veel gewoels en moeite… of wel…”

»Weet gij wat het is, waaraf gij u niet scheiden kunt, vriend Gerrit?”

»Deze zag vragend naar hem op en schudde even het hoofd.

»Van uwe boeken! mijn waarde! Om niets anders is ’t dat gij liefst in ’t studeervertrek blijft, of op zijn best u begeeft tot aan mijne woning, omdat gij er huns gelijken weervindt, of naar de schole, en naar de bibliotheek van de St. Laurenskerk, waar gij ze vindt aan hunne kettingjes liggende, en waar zij voor u zijn als zoovele koorden, die u evenzoo vastgebonden houden als zij het zelve zijn! Dat is ’t, mijn vriend! en gij zoudt weldoen ze voor een tijd te laten, en de muffe kluis in de Heerenstraat te verruilen voor de vrije lucht en de wijde wereld…”

»Maar gij relf ook hebt de boeken lief en zit er halve nachten over te peinzen.”

»Ja, maar nog liever is mij het levende boek der natuur en