Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/429

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stuk.” Hij peinsde ene wijle zuchtend; daarna opstaande, sprak hij: »Zoo moet ik zelf die boodschap overbrengen.”




III


Zooals Gijsbert voorspeld had, waren er geene drie dagen verloopen, of Praag was van meester verwisseld en nu in handen van den Paltzgraaf-Koning.

De eerste roes van de zegepraal, de eerste hitte der wraakneming was nu voorbij, en alles keerde langzamerhand tot de orde weder, zoo niet tot de rust. Frederiks vijanden binnen de stad waren gedood, gevangen of tot volstrekte onmacht neergedrukt! zijne vrienden en getrouwen beloond met de prijsgemaakte schatten. Of juist de Graaf van Schwarzheim in het bezit was gekomen van Drebbels huis en kunstschatten, kunnen wij nu nog niet zeggen, maar Drebbel zelf was van het genot er van beroofd voor altoos; een diepe duistere kerker had zich over hem gesloten, waar hij te ieder stond den dood wachtte, die nu te langzaam kwam naar zijn oordeel, omdat de voorstellingen van de gedaante, waaronder deze zich aan hem vertoonen zou, hem wellicht vreeselijker zielsangsten te lijden gaven dan een barmhartige bijlslag, die snel en zeker het hoofd van het lichaam scheidde. Men gebruikte toen doorgaans meer langzaamheid en meer verfijning van wreedheid bij die gevangenen, die men niet in de hitte van den eersten wraaklust had vermoord! en niets waarborgde Drebbel, dat hij met een der gespaarden was met zulk doel; de behandeling die hem in zijn kerker werd aangedaan, bewees hem althans geene verschooning; wellicht ook hoorde hij tot hen die vergeten bleven in zijn kerker, en dat wees toch eene toekomst aan zoo rampzalig en zoozeer verwijderd van allen troost en alle hoop, dat zelfs een marteldood nog verkieslijk kon zijn tegenover zulk een onafzienbaar verschiet van lijden, Arme Drebbel! en dit verschiet scheen toch het zijne, toen de eerste weken verliepen, en niets, niets op verandering in zijn toestand, op eenig einde scheen te duiden. Zeker heeft hij toen wel eens met pijnlijk terugzien gedacht aan zijn vriend van Schagen, die te Alkmaar teruggebleven was, en daarmede in het rustig bezit van vrijheid, van licht, van boeken, van gele-