Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/431

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

twijfel of de weg, dien zij haar gemaal had ingevoerd, een goede — was; — was het iets als teleurstelling bij het bezit van eene macht waarnaar zij met al te veel drift had gejaagd? Licht valt hier het gissen, moeielijk het raden; zeker alleen is dat Elisabeth, toen haar kapsel was voltooid, al hare vrouwen wegzond en alleen Mary bij zich hield, terwijl zij zeide:

»Gij zijt niet vroolijk, mijn kind! gij past dus beter bij mij dan die koele blijde gezichten die altijd glimlachjes gereed hebben, Ook ik ben ontstemd, en schoon ik zelve de reden niet ken, komt er iets van de bedruktheid der overwonnenen tot mij… ik weet het niet, maar ik vind het somber te Praag.”

»Ik voor mij ben nooit in eene stad geweest, waar het mij dus bang te moede was,” zeide het meisje.

»Ziet gij, ik geloof dat het dit is: nu al mijne wenschen voldaan konden worden, weet ik er niet één uit te denken, die mij iets anders dan het gewone, dan het gekende zou aanbrengen. En gij?”

»O! ik… ik…” hernam Mary en scheen willens terstond met gulheid uit te spreken wat haar op het hart lag, maar op eens hield zij zich terug, bedacht zich even en zeide toen, als dacht zij slechts over de woorden harer meesteres: »En uwe Majesteit diende toch wel iets ongewoons, iets schitterends uit te vinden, dat alleen door vorstelijke macht kan worden daargesteld. Zoo iets alleen mag eene vorstelijke ziel voldoen.”

»Ik vinde niets; als Paltzgraaf weigerde mijn gemaal mij nooit iets; als Koning heeft hij mij nog geene gelegenheid gelaten hem iets te vragen; alles wat ik kon wenschen was vooruit geraden en voldaan, en juist dit geeft mij een onmetelijk ledig, dat ik door niets weet aan te vullen… Of ja,” hervatte zij met een glimlach die half schertsend was, half zwaarmoedig, en als tot zich zelve: »Gisteren heeft Frederik mij iets geweigerd… ik stelde mij vermaak voor van eene sledevaart over de Moldau, en men vreesde een snellen dooi… de Koning wilde niet dat, ik mij waagde. Kon men maar een dag vooruit verzekerd zijn van het weer!… ik dwong hem zijne vreeze te vergeten.”

Terwijl Elisabeth dus sprak, scheen Mary op een inval te komen, die haar zacht, droevig gelaat op eens kleurde en verhelderde.

»Zie nu, Mevrouwe,” riep zij, »dat treft goed, dien wensch van mijne Koningin kan ik voldoen.”