Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/437

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ja, Mevrouw! die mogelijkheid is er… maar…”

»Welnu?”

»Alleen door koninklijke macht, door den wil Uwer Majesteit is hij tot u te brengen.”

»Dan wil ik hem nog heden zien.”

»Uwe Majesteit heeft daartoe maar alleen een bevelschrift te geven en dat door den Koning te laten teekenen en goedkeuren.”

»Door den Koning, zijt gij dwaas? zou het niet genoeg zijn dat ik het wil…”

»Ik vrees van neen, Mevrouw! want het geldt een gevangene, en…”

» »Hij is gevangen die man… die zulke buitengewone dingen doet; dat is toch wel jammer… is het om eene misdaad?”

»Neen, mijne gebiedende Vrouwe, hij is onschuldig; het is simpel zijne kwade fortuin die hem in het ongeluk hielp. Hij is gevangen geraakt bij de verandering van zaken te Praag.”

»Bij geval?”

»Ik denk van ja!” hernam Gijsbert; maar hij kleurde sterk, want hij voelde, dat hij eene onwaarheid sprak. Hij moest tot ieder en prijs de Koningin stemmen voor de bevrijding van zijn meester en haar daarin een persoonlijk belang doen vinden; dan zou ook de Paltzgraaf-Koning licht te veroveren zijn. Maar de geheele waarheid op eens zou haar afschrikken, en dan ware alles verloren.

»Hij woonde dus te Praag?”

»Op dat oogenblik, maar hij is lang in Engeland geweest en heeft zeer in gunst gestaan bij Uw koninklijken vader…”

»Zijn naam dan toch,” riep Elisabeth met ongeduld.

»Hij heet Cornelis Drebbel en hij is een Hollander van geboorte, maar om zijne zeldzame geleerdheid en konstvaardigheid is hij naar Duitschland getrokken, en zoo bevond hij zich ten laatste hier…”

»En heeft de slechte kans van de ongelukkige stad gedeeld; ik begrijp het,” sprak Elisabeth. »In de drift der overwinning wordt er maar zelden onderscheid en oordeel gebruikt door de overwinnaars. Maar een geleerde, een man dien mijn vader begunstigde! hij zal gered worden!”

»Als dat de intentie mijner Koningin is, dan durf ik spoed