Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/438

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vragen, want er is vreeze dat hij morgen reeds een verschrikkelijken dood zal ondergaan.”

»Hij! waarom?”

»Met andere lieden die nevens hem gevangen zijn.”

»Morgen worden er raadslieden en gunstelingen van den Keizer terdoodgebracht, dat weet ik, en daarin is niets te veranderen… maar hoe betrekt men ook dezen in dat vonnis…”

»Ongelukkig is hij ook verbonden geweest aan Keizer Ferdinand…”

»O! dan begrijp ik alles! maar dan is de ongelukkige niet te redden. Mijn gemaal is vast besloten niemand gratie te geven, die aan den Keizer behoorde.”

»Hij hoort ook niet aan den Keizer, Mevrouw! hij hoort aan de . wetenschap. Een geleerde, een konstenaar; dat is heel wat anders dan een hoveling. Nu licht hij dezen Vorst voor met zijne kennis… morgen weer een ander; het al naar ’t geval en de luim hem ingeven…”

»Dat is waar! hij zou dus den Koning ook kunnen dienen, als men hem bevrijdde en van goede gunst verzekerde. ”

»Naar mijn gevoelen kon dat heel goed; hij heeft wel den Koning van Engeland gediend, en wat niet al Heeren en Vorsten meer.”

»Toch zal hij moeielijk te redden zijn, omdat hij den Keizer gediend heeft…”

»Als Uwe Majesteit het wil, zal dat toch niet meer onmogelijk zijn!”

»Maar ik ben het hierin met mijn Heer eens; de staatkunde dwingt er toe,” sprak Elisabeth, een weinig kleurende en het hoofd afgewend. Zij was het niet eens, maar zij vreesde te veel dat haar invloed hier krachteloos zou wezen, en zij was te schrander en te fier om het te erkennen of zich aan eene teleurstelling te wagen.

»Dat is jammer, dat mijne genadige Vrouwe het hier juist eens is met den Koning; anders ware dit eene goede gelegenheid om eens te beproeven wat uwe schoonheid vermag op zijn wil!” sprak Mary zeer zacht en als moest de Koningin alleen dat hooren.

»Gij hebt gelijk,” hervatte Elisabeth levendig. »Het is zwak.alleen het lichte te durven. Ik geloof, dat ik straks naar een hinderpaal heb gewenscht, welnu, ik zal dezen zien te overwinnen…”